Satire in alle toonaarden. Kortverhalen van Django Mathijsen

Speculatieve kortverhalen zijn niet voor iedereen, zo blijkt regelmatig op de Science Fiction & Fantasy Boekenclub. Ze worden nogal eens gezien als een manier om snel kennis te maken met een auteur, of als tijdverdrijf voor forenzen. Hiermee wordt het kortverhaal beslist onrecht aangedaan. Kortverhalen zijn een subgenre, een vorm van fictie met eigen mogelijkheden en beperkingen, waarmee een schrijver lezers door een andere bril kan laten kijken naar de wereld om hen heen. Kan, want het hoeft natuurlijk niet. Een kortverhaal kan ook gewoon een fijn stukje escapisme zijn om je tijdens een kwartiertje in de trein aangenaam bezig te houden.

Dat Django Mathijsen het schrijven van kortverhalen wel degelijk (ook) ziet als een manier om iets van zijn denken en ervaren uit te spreken, is duidelijk te zien aan het uitbundig satirische karakter van veel van zijn verhalen. Daarnaast spreekt hij in een blog uit 2021 de hoop uit dat zijn verhalen aan het denken zetten:

Want hoe meer mensen meedenken over belangrijke ethische vraagstukken die vroeger of later actueel worden, hoe groter de kans dat die vraagstukken ooit sluitend beantwoord worden. Niet gevoelsmatig of vanuit de onderbuik, maar rationeel.

Uit biografische informatie her en der beschikbaar blijkt dat Mathijsen werd geboren in 1966 als zoon van jazzmusici die vanaf medio jaren 50 door Europa tourden. Zelf werkte hij in zijn tienerjaren als jazzorganist. In 1993 studeerde hij af als ingenieur aan de TU Eindhoven, onduidelijk in welke studie. Hij was onderdeel van het technische team van het BBC-programma Robot Wars, dat werd uitgezonden van 1998 tot 2004. Zelf was hij de initiator van Nederlandse en Duitse versies daarvan en was hij ook verder actief in de robotbouw. Vanaf medio jaren 90 schrijft hij als wetenschapsjournalist artikelen op het gebied van muziek maar vooral techniek voor Nederlandse, Engelse en Amerikaanse tijdschriften. Zoekend op zijn naam in de catalogus van de KB kom ik een lange reeks artikelen voor het Britse tijdschrift Reinforced Plastics tegen, met titels als Innovative bio-composite bicycle swing bridge “Ritsumasyl” in the Netherlands shows why the industry should embrace bio-based composites. Daarnaast heeft hij ook jeugdboeken van o.a. Cornelia Funke uit het Duits vertaald. Verder vertaalde hij afleveringen van Perry Rhodan.

Als schrijver van speculatieve kortverhalen is hij vanaf 1999 zichtbaar in de wedstrijdlijsten. In de eerste tweeënhalve decennia van deze eeuw heeft hij meegedaan aan alle grote verhalenwedstrijden: de Harland Prijs onder diens verschillende namen, de Unleash Award, de Fantasy Strijd Brugge, de themawedstrijden van Pure Fantasy, Trek Sagae, de Waterloper en EdgeZero. Uitzondering is Fantastels, omdat hij als jurylid betrokken was bij die wedstrijd. Zijn schrijfsamenwerking met Anaïd Haen is zichtbaar sinds Trek Sagae 2012 en lijkt in de afgelopen jaren te zijn geïntensiveerd. Behalve hun bundel Er zal eens… (2019), waarin vijf solo-verhalen van Mathijsen staan, zijn er geen bundels met kortverhalen van zijn hand verkrijgbaar. Het merendeel van zijn solo-verhalen is los gepubliceerd als e-boek of is te vinden in anthologieën. Een aantal is vertaald in vooral het Engels, waaronder De schone slaapster symfonie. Enkele als e-boek gepubliceerde verhalen zijn niet-speculatief, waaronder De orgeldraaier en de stripdanseres. Naast kortverhalen heeft Mathijsen ook verschillende romans en jeugdboeken geschreven, overwegend samen met Haen maar ook solo. Tot die laatste categorie behoort Roborecht (2021), waarin verschillende thema’s uit zijn kortverhalen terug te vinden zijn.

Dit artikel is gebaseerd op 46 solo-verhalen uit de periode 1999 t/m 2025 (zie het overzicht onderaan). Dit is iets meer dan de helft van de verhalen waarvan ik het bestaan kon opmaken uit de wedstrijdlijsten. Het selectiecriterium was simpel: ik heb gelezen wat voor mij beschikbaar was. In veel gevallen betreft het (wedstrijd)verhalen die Mathijsen heeft gepubliceerd als e-boek, meestal vrij snel nadien. Aangenomen mag dus worden dat hij er tevreden over was en dat de niet-gepubliceerde verhalen wellicht van minder goede kwaliteit zijn. Oververtegenwoordigd is de periode 2009 tot en met 2012, vanwege intensieve wedstrijddeelname in die jaren. Datering van de verhalen is trouwens niet eenvoudig. Het copyright in de e-boeken correspondeert niet altijd met de publicatiedatum, met de publicatie van de papieren (tijdschrift)versie of met het jaar waarin de wedstrijd plaatsvond. Incidenteel heb ik het vermoeden dat er sprake is van een heruitgave onder een andere titel (zoals Uitverkoren in de modder) of dat er sprake is van een coproductie met Haen (De Valentijnstractatie).

Overige betrokken bronnen staan onderaan dit artikel. De website van de schrijver is niet actueel. Blogs die hij daar in het verleden postte zijn niet meer aanwezig. Wel is een handjevol online artikelen van zijn hand te vinden. Sinds 2011 is hij consistent actief op Facebook, vooral met satirische en humoristische (taal)reflecties getiteld ‘Overweging van de dag’.

 

Algemene kenmerken

Satire is het sterkst aanwezige en daarmee meest opvallende element in Mathijsens kortverhalen. Soms is een verhaal in de volle breedte uitbundig absurd, soms heeft het de schijn van een tamelijk gewoon verhaal maar wordt de spot allengs zichtbaarder. Voor een speculatief kortverhalenschrijver zet Mathijsen relatief weinig vaak de allegorie in. In een handjevol verhalen is wel een subtielere toepassing van beeldspraak te vinden, waarbij de lezer meerdere elementen in het verhaal aan elkaar moet knopen. De verhalen zijn overwegend in de ik-vorm geschreven, vaak in de tegenwoordige tijd. Wie er een aantal achter elkaar leest, gaat het opvallen dat er nogal eens personages opduiken wier voornaam op een o eindigt. In de regel zijn die personages ondernemende, deskundige doeners, hoewel er geen 100% lijn in zit. In de satirische verhalen zijn de namen van personages verder ook vaak bewust gekozen: politici met namen als Juckebruck of Geulenaar, een politieagent die Stygian heet, een inquisiteur genaamd La Mancha, een advocaat met de naam Aschier.

Mathijsen is een zorgvuldige en strakke schrijver. Een voorbeeld is Terrorist in het paleis van de sneeuwkoningin, waarin een man de zadenbank op Spitsbergen berooft met als doel zijn thuiskolonie op Mars van noodzakelijke gewassen te voorzien. Het verhaal neemt er ruim de tijd voor. We zien Gerard nerveus door de douane gaan, de reis naar Spitsbergen maken, praten met beheerster Kaia van de zadenbank en ten slotte zijn slag slaan. Tegen de tijd dat de gebeurtenissen een climax hebben bereikt, blijkt dat een klein incidentje bij de douane een cruciale rol heeft gespeeld. Verder loopt door het hele verhaal een spel met metaforen, zoals de tegenstelling prooi-roofdier die zich in de loop van het verhaal regelmatig omkeert, en kleurcontrasten als betekenaar van de tegenstelling hart-hoofd. Die laatste tegenstelling is ook terug te vinden in Andersens’ sprookje over de sneeuwkoningin, dat op allerlei manieren met het verhaal verweven is, tot aan de namen van de twee hoofdpersonen toe. Via de dialogen voegt Mathijsen concreet zijn visie toe op instituties zoals de VN en op het klimaat. Ook in losser geconstrueerde verhalen als Terug van vakantie en De legende van Latigo Barton zitten ogenschijnlijk overbodige passages die bij nadere beschouwing een essentieel onderdeel blijken te zijn van de thematiek.

Stilistisch is Mathijsen van de ‘klare taal’. Sfeervol zijn de verhalen in de regel niet te noemen. Vaak beschrijft hij in een enkele zin of korte passage waar we zijn, regelmatig met een ‘als’-vergelijking zoals hier in Nakomelingen van de vijfde rots:

Het gebeurde zoals berekend drie dagen na onze start: geluidloos en traag. Witte stoomwolken stegen op vanaf de blauwwitte knikker die Atlantis was. De wolkenzuil steeg naar Jupiter alsof de Godplaneet ons water opslurpte. Vuurrode lavabrokken stroomden mee als platzalmballetjes in bleekwierpap. Wolken verspreidden zich als een fontein over Atlantis.

Soms is de woordkeus wat eentonig: de keren dat ik de frase ‘X schoot in de lach’ ben tegengekomen zijn niet te tellen. Daar tegenover staat de heldere manier waarop hij technische kwesties uitlegt, zonder turbotaal en met het duidelijke gemak van een ervaren wetenschapsjournalist. Dit is goed te zien in verhalen als De astrodraak en Voorbij de zeeval.

De verhalen weerspiegelen qua thema’s en onderwerpen de tijdgeest van de eerste twee decennia van de 21e eeuw. De focus van de autoriteiten op terrorisme en radicalisering in de periode sinds 2001 is terug te vinden (Terrorist in het paleis van de sneeuwkoningin, Dansers beat, Het blijft toch je dochter). Polarisatie in de samenleving meen ik terug te zien in De bomenjager, hoewel ik dat verhaal niet helemaal scherp krijg. Het klimaat staat centraal in De beste baan op aarde en Loodgieters van de vijfde dimensie en komt in verschillende andere verhalen en passant voorbij. De (on)betrouwbaarheid van informatie van overheid, pers en wetenschap is terug te vinden in o.a. De zichtbare man, Fietspunk en De eindoplossing van het vetusentiteitenprobleem. Emancipatie/feminisme en (deels avant la lettre) MeToo komen voorbij in meerdere verhalen; ik noem De verdromer en De vrijheid van mijn dekker. De coronapandemie heb ik niet aangetroffen, mogelijk omdat slechts enkele verhalen die ik heb gelezen dateren van tijdens of na die periode.

 

Instituties versus het individu

Bovenstaande onderwerpen komen terug in vooral satirische vorm, waarbij instituties naar voren komen als onbetrouwbaar en egoïstisch. Met hun manipuleren en controleren vermorzelen ze de individuele mens. Die verliest daarmee zijn vrijheid en vermogen tot passie en wordt een mechanisch machineonderdeeltje, een radertje, een robot. Daarmee wordt hij eveneens teruggebracht tot basale dierlijke instincten, tot een zielloos beest dat met beloning of bestraffing tot gewenst gedrag kan worden gebracht.

Toekomstparallellen van vrijwel elke denkbare institutie komt aan bod. De VN houdt in een niet zo verre toekomst via een ontransparant netwerk van tussenliggende organisaties grip op de toegang tot voedsel, waarbij elke vorm van kritiek hardhandig de kop in wordt gedrukt (Terrorist in het paleis van de sneeuwkoningin). De internationale politiek heeft de klimaatverandering bedacht om politici en milieuorganisaties in een positie van macht te houden (De beste baan op aarde). De Europese politiek is vooral aan het bikkelen over wie wel en niet kernwapens mag hebben (De eindoplossing van het vetusentiteitenprobleem). Op een kleiner, nationaler niveau houdt de overheid ons onder voortdurende controle door camera’s en dwingt met een bijkans religieus fanatisme af dat we gezond eten (Diep gezonken). De politie is gewelddadig, onrechtvaardig en vol machtsmisbruik (De verdromer, Dans van de bloemenkinderen) en advocaten zijn vooral uit op persoonlijk gewin (De buit van baron Van Smiechtgeboren). De financiële wereld is een en al eigenbelang en leugenachtigheid en laat zich, zodra het misgaat, met gemeenschapsgeld redden (De beste baan op aarde). De kerk klopt geld uit de zakken van goedwillende mensen en doet zelf wat ze gelovigen verbieden (Terug van vakantie). Wetenschappers worden weliswaar gedreven door een oprechte onderzoeksdrang maar laten zich paaien door de politiek (De eindoplossing van het vetusentiteitenprobleem). De pers wordt in diskrediet gebracht door de politiek (Terrorist in het paleis van de sneeuwkoningin) maar wordt net zo goed zelf gedreven door eigenbelang (Stevelines honger). De democratie als werkwijze is een instrument van manipulatie en onderdrukking (Hoe ik een moordenaar werd) en wetten zijn er vooral om te worden nagespeurd op mazen (Kaboem!). Werk in loondienst is de belichaming van de vermorzeling van de mens als levend, gepassioneerd wezen (Robotnormen, robotwaarden en de Turkse tortel, Waaraan denkt u?).

De lezer die zoekt naar een overkoepelende term voor de wereld- en maatschappijvisie die uit de verhalen spreekt, komt wellicht uit bij anarchisme of beter: libertarisme. Deze laatste denkstroming, die een groot aantal varianten kent, stelt individuele vrijheid op zowel persoonlijk als nationaal niveau centraal.

Tegenover de macht van politiek, ambtenaren en manipulatieve instituties staat de praktische mens, de ‘fikser’ die praktische en vooral technische kennis heeft en vaak een man is met een zekere bravoure. Verteller Wilvo in De astrodraak is een ervaren ‘satellietvisser’ die het vak van zijn vader heeft geleerd. Hij schuwt het gevaar en het harde werken niet bij het opruimen van ruimteschroot:

‘Ik kreeg zoveel negatieve G’s op mijn donder dat ik een bloedneus kreeg. Het bloed spatte in mijn ogen en tegen de koepelvensters boven me. Ik kon mijn stuurraketten niet vol aanzetten om de spin af te remmen want dan waren die beschadigde robotarmen gegarandeerd losgerukt.’
‘Hoe heb je hem onder controle gekregen?’
‘Met kleine pufjes uit de stuurraketten. Het kostte twintig momenten om het rondtollen te stoppen. En toen moest ik die kolos voorzichtig afremmen voor de overgang naar lage aardbaan en zorgen dat ik de riemweg goed raakte.’
‘Dat is alsof je met een volgepakte kruiwagen moet landen op een koorddanserkoord.’

Wilvo kijkt door de manipulaties van de ‘Pan-Amerikaanse Informatie Service’ (PAIS) heen, gedraagt zich macho ten aanzien van PAIS-agente Yaritza, neemt de leidersrol op zich als zijn vader in gevaar blijkt, en ruimt het buitenaardse gevaar daadkrachtig en met gevaar voor eigen leven uit de weg. Bij dit alles etaleert hij (en met hem de schrijver) regelmatig zijn kennis over allerlei technische en wetenschappelijke aspecten van de toekomstwereld.

Niet dat de held altijd slaagt: (overheids)instituties zijn machtig. Net als zadenbankovervaller Gerard wordt ook de verteller van De zichtbare man na het ontdekken van de waarheid over een onzichtbaarheidsvirus doodgeschoten en vervolgens neergezet als ‘voortvluchtige wetenschapper’ en pleger van een ‘bewust geplande anarchistische aanslag’. En de ‘musiti’ in Dansers beat zijn rebellen die niet veel meer kunnen doen dan ‘s nachts hun beats te kloppen op de afvoerpijpen en stalen structuren van het dystopische Metaalstad:

Op onze tenen rennen we de route door de stalen doolhof, die we van buiten hebben geleerd: over loopbruggen, trappen op en af, langs vleugen ammoniak en een zweempje zwavel. De fabriek pompt en sist, ademt en snuift.
Plotseling galmt een oorverdovende beat van alle kanten door de stalen doolhof. Een vierkwartsmaat met wat triolen op de derde slag. Lage noten uit dreunende buizen in de verte vallen in, en bouwen arpeggio’s op in een mineurakkoord, die tegen de schoorstenen en ketelhuizen weerkaatsen. Ik voel de trillingen in het rooster onder mijn voeten.
‘Tristan en Lyra?’ fluistert Mickey.
Glimlachend neurie ik de grondtoon en de kwint. Voelt aan als Bes. Lyra zonder twijfel. ‘Ja.’

Of hun eensgezinde protestbeat bij de executie van een van hen enige verandering teweeg zal brengen, kan de lezer alleen maar hopen.

 

Man, vrouw en machtsongelijkheid

Naast het afwijzen van instituties is de machtsongelijkheid tussen man en vrouw het tweede thema dat zeer sterk naar voren komt in Mathijsens werk, zowel in de openlijk satirische als in andere verhalen. De macht van de man wordt gezien als overwegend van fysieke en biologisch geprogrammeerde aard, die van de vrouw overwegend hypocriet en manipulatief.

In Stevelines honger gaat een journalist met zijn vriendin Steveline en een collega naar een chic restaurant in de territoriale wateren waar nog vlees geserveerd mag worden. Steveline vindt het allemaal geweldig en laat zich vooral verwennen door de exotische setting en de aanwezigheid van allerlei beroemdheden – tot ze geconfronteerd wordt met de realiteit van het smakelijke ‘humane vlees’ dat ze voorgeschoteld kreeg: de koelcel hangt vol menselijke kadavers.

Ik vond haar buiten. Ze had zich honderden meters door de begroeiing geworsteld, weg van het kasteel, het pad en de trommels.
‘Besef jij wel wat je gedaan hebt?’ vroeg ze terwijl ze met mijn zakdoek haar mond afwiste.
‘Wat ík gedaan heb?’ vroeg ik verbaasd.
‘Ooit zal ik daar ook hangen, uitgeslacht als een, een… zeekoek verscheurd door een leeuw.’
‘Ik geloof niet dat leeuwen zeekoeien verscheuren,’ dacht ik hardop.
‘Moet je ook nog grapjes erover maken?’ schreeuwde ze in mijn gezicht. Ik rook de kotslucht in haar adem.
‘Ik maak geen…’
‘Altijd maak jij alles belachelijk. Jij bederft alles. Waarom heb jij me hier naartoe gesleurd?’
‘Dat wilde jij toch?’
‘Niet om dát te zien!’
‘Ik begrijp het niet. Jij wist van tevoren dat we mensenvlees zouden eten. En je vond het ook geen probleem om donor te zijn.’

Een vergelijkbare discussie vinden we in Kaboem! waarin een rondreizend muzikantenstelletje een gesprek heeft over een konijntje op de weg dat wel of niet opgegeten kan worden. Jellana veegt de rationele argumenten van de mannelijke verteller aan de kant en besluit met: ‘Kwets dat konijntje en je slaapt vannacht op de grond buiten de tent.’

Tegenover deze kennelijk doelbewuste vrouwelijke onredelijkheid staat de man die vanuit zijn biologische programmering de sturing door zijn lijf kennelijk niet kan voorkomen. In De vrijheid van mijn dekker wordt die sturing benut door een buitenaards ras dat mensen als sportrenners in de arena inzet en voor dat doel ook een fokprogramma heeft. Zowel renner Iris als haar ‘dekker’ Bront ervaren een boven elke rationaliteit staande seksuele impuls jegens elkaar. Verschil tussen de twee is wel dat Bront daarnaast een drang tot vrijheid heeft waarvoor hij bereid is om risico’s te nemen, terwijl Iris zich uiteindelijk laat leiden door eigenbelang en een behoefte aan vertrouwde veiligheid. Ook in dit verhaal is weer de visie te proeven dat instituties de mens tot dier maken en dat vrijheid alleen verkregen kan worden door mannen met kennis, daadkracht en durf.

Net als De vrijheid van mijn dekker kan ook De verdromer worden aangemerkt als een allegorie. In een toekomstwereld waar mensen in dromen heel intens met elkaar kunnen verkeren, wordt zakenvrouw Gentia ‘verdroomd’ door haar afgunstige zakenpartner Ravsel. Ze doet aangifte van deze mentale verkrachting. De politie, in de vorm van ‘temmer’ Stygian, hecht alle vertrouwen aan haar verhaal. Ravsel wordt gearresteerd, lijdt reputatieverlies maar wordt wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken door de ‘rechtdadigers’. Gentia is furieus en beredeneert op nogal vage gronden dat hij verantwoordelijk is voor de dood van haar vriend. Ze verleidt hem, brengt hem een sadomasochistische droom binnen en vermoordt hem daar, zodat hij fysiek in coma raakt. De politie verdenkt haar, maar zoals ze hen onomwonden mededeelt: ‘U kunt niets bewijzen.’ De moraal is duidelijk: het systeem steunt de vrouw die manipuleert ten koste van de man.

Het thema van de machtsverhouding tussen man en vrouw komt aanzienlijk subtieler naar voren in De legende van Latigo Barton. De onbevangen lezer kan zich afvragen waarom dit verhaal opent met een scene waarin Latigo op 15-jarige leeftijd tot seks wordt gedwongen door Miss Holly, de oudere uitbaatster van de saloon waar hij werkt. Ogenschijnlijk is het enkel een intro dat aansluit bij opmerkingen aan het einde, waarin premiejager Latigo afstand neemt van de discriminerende opvattingen over indianen waarmee hij is opgegroeid. Een en ander sluit echter naadloos aan bij het nogal komische gesprek dat Latigo heeft met het skelet van de Comanche-vrouw Topusana dat hij aantreft in de grot waar hij voor een onweersbui schuilt.

Ik leg mijn duim op de haan, haal zachtjes de trekker over en breng de haan voorzichtig terug in ruststand zodat de revolver weer veilig is. ‘Wie ben jij en waarom kun je praten?’
‘Geeeeeeen… reeeeden… me… schieten,’ galmt de vrouwenstem.
‘Geen reden? Je bent een skelet. Vind jij het normaal dat een skelet praat en beweegt?’
‘Schieten… altijd… op… die… niks… gedaaaaan?’
‘Wel ver… Je bewoog!’
‘Schieten… op… alles… waaaat… beweeeeeeegt?’
‘Als het niet hoort te bewegen? Ja.’ Ik hurk voor het skelet en kijk het in de ogen. Nou ja, ogen… ‘Waarom heb je niet meteen gezegd dat je kon praten en bewegen?’
‘Zooooodat… meteeeeeen… schieten?’
Ik rol met de ogen.

Topusana blijkt een intelligente, daadkrachtige vrouw te zijn die hem erin luist maar toch voor hem terugkomt zodra ze haar zaakjes weer op orde heeft. Net als in De astrodraak loopt een en ander uit op een vruchtbare professionele – en liefdesrelatie. Ook Latigo mag de sympathieke en fatsoenlijke macho zijn die hij in essentie is. Het verhaal lijkt te zeggen dat (seksuele) machtsongelijkheid niet alleen mannen verweten kan worden, en dat voor een gelijkwaardige relatie allereerst wederzijds respect en loyaliteit nodig zijn. Deze laatste, wat positievere insteek op de relatie tussen mannen en vrouwen, is ook te vinden in het niet-speculatieve De orgeldraaier en de stripdanseres.

 

Morele arrogantie

Een derde thema in de verhalen betreft het morele gelijk dat door bepaalde groeperingen of denkwijzen wordt geclaimd. In Vrijheid is standalone gaat het om een groepering die zich inzet voor het ‘bevrijden’ van robots, een verhaalelement dat ook terug te vinden is in Roborecht. De personen die robot Cora ontvoeren uit het gezin dat zij verzorgt, vinden dat zij gehersenspoeld is en recht heeft op vrijheid en het vinden van haar eigen drijfveren. Vervolgens verwijderen ze de ingeprente verzorgingsdrang uit haar software, sluiten ze haar af van communicatiemogelijkheden met het gezin en zetten ze haar op straat, waar ze het zelf mag uitzoeken. ‘Zoek een baan, beroof een energiebank, overval een voorbijganger…’ De dubbele moraal van de ontvoerders wordt duidelijk neergezet:

‘Ben ik vrij of houdt u me hier vast?’
‘Je bent vrij, helemaal vrij, zo vrij als ik, zo vrij als…’
‘Dan eis ik dat u meteen al mijn systemen weer installeert en activeert zodat ik terug kan naar meneer Steiner.’
Ze wisselde begrijpende blikken uit met de twee anderen – haar handlangers, neem ik aan.
‘Vrijheid is een beangstigend concept. En dat zeg ik niet omdat je een robot bent, hoor.’ Ze maakte een afwerend gebaar. ‘Wij discrimineren niet. Vrijheid is net zo intimiderend voor mensen. Maar we snappen dat iemand die geprogrammeerd, uh… geboren is om slaaf te zijn, niet zomaar kan accepteren dat zij gelijkwaardig is aan mensen. Dat heeft tijd nodig en een radicaal om… uh… denken. We zullen je helpen om die stap te maken zodat je met volle teugen kunt genieten van je vrijheid.’

Hoewel Cora vastbesloten is om de weg haar haar gezin terug te vinden, blijkt dat vrijwel ondoenlijk.

Fortuinlijker is Statznarner, de van achtenveertig ogen en vele tentakels voorziene verteller van Uitverkoren in de modder. Statznarner is door de menselijke kapitein van een ruimteschip voorzien van extra intelligentie (‘Inspiratie’) om, wanneer de kapitein door ziekte uitvalt, het schip te besturen dat medicijnen naar een menselijke ruimtekolonie moet brengen. Daarbij profileert de kapitein zich jegens Statznarner als diens Maker en redder. ‘Jouw taak is groter dan welk lid van jouw kudde ooit heeft gehad,’ heeft de kapitein gezegd. ‘Jouw taak is belangrijker zelfs dan jouw kudde. Een taak om trots op te zijn: het voortbestaan van Mij en een groot deel van de mensheid hangt ervan af of jij jouw taak vervult. Je zult zien hoe groot je voldoening zal zijn als je je plicht hebt gedaan.’ Statznarner, plichtsgetrouw maar eenzaam in het kille, harde ruimteschip, besluit zich niet door die steriele mensenwereld te laten bepalen en laat het mensenbelang voor wat het is. ‘Ik heb je beter gemaakt dan je was,’ zei Hij eens. Maar waar haalde Hij het recht vandaan om over mij te oordelen dat ik niet goed genoeg was?’

De Nederlandse zelfgenoegzaamheid krijgt een veeg uit de pan in De schone slaapster symfonie, waarin het thema van morele arrogantie subtieler is verweven. De Duitse componist Gustav die zich na een chemische ramp met behulp van een riante uitkoopsom comfortabel heeft kunnen terugtrekken op het waddeneilandje Baltrum, voelt niet bijster Nederlands aan, maar de verwijzingen naar tamelijk (linkse) Nederlandse zaken zijn door het hele verhaal heen voelbaar. De mooie, jonge en bereisde Felina verwelkomt hij met open armen, tot haar blik op de wereld en vooral op zijn beperkte leventje alles voor hem bederft. Ik interpreteer dit verhaal als een reflectie op hoe wij omgaan met mensen uit alle delen van de wereld die zich als vluchteling in Nederland vestigen. In plaats van de nieuwe ervaringen en gedachten die zij ons brengen te omarmen, prenten we hen in dat ze traumaslachtoffers zijn en gebruiken we hen om ons zelfbeeld van een volmaakte, gastvrije natie te bevestigen.

 

Muziek

In een kleine groep verhalen staat muziek centraal. Deze verhalen vallen op door hun serieuze toon en door de manier van vertellen die vaak wat rustiger, lyrischer en sfeervoller is. Het Loreley-verhaal Tranen in de rivier is daar een voorbeeld van. Een jazztrio dat strippers begeleidt in een club aan de Hamburgse Reeperbahn, krijgt door de clubeigenaar een zangeres in de maag gesplitst. Ze hebben twijfels over haar kunnen, tot ze een soundcheck doen.

Lora bracht de microfoon naar haar mond: “Now…” Die eerste, hoge noot. Ze hield hem lang aan, zacht en hijgerig, met fluwelen stem, eindigend in een kwetsbaar vibrato. Plotseling was het alsof de rest van de wereld in een draaikolk verzonk. Ik weet niet of de zaal verstomde of dat het aan mij lag. Maar ik kon niets anders meer waarnemen dan die stem.
“… you say you’re lonely,” maakte ze de eerste melodielijn af. Ze hield de laatste noot achter in haar keel alsof ze het publiek in zich opzoog. Ik realiseerde me dat ik mijn begeleidingsakkoorden vergeten was te spelen. Ik viel weer in, haar zachtjes voortstuwend met spaarzame akkoorddoorgangen en opvullingen.
Toen het lied naar de brug ging, bouwde ik de spanning op. Het drama in haar stem groeide. Op haar lange noten fluisterde ze bijna, alsof ze gebroken was. Elke noot trof ze feilloos.
Bij het slotrefrein sprongen de tranen in mijn ogen.
“I’ve cried a river over you.” Ze herhaalde de slotzin drie keer, steeds zachter, tot haar laatste noot eindigde in een fluisterhijg.

Maar als je zelf een begaafd gitarist bent omdat je jaren geleden een pact met de duivel hebt gesloten, en je verbreekt dat pact, dan loopt het niet goed af.

De connectie tussen muziek en de duivel is eveneens te vinden in De Duivelshand Toccata. In dit verhaal wordt de mysterieuze zigeunerjongen Manu Triablo in 1666 geboren met drie armen. Prompt wordt hij opgejaagd en vervolgd als ‘de Antichrist’. Eenmaal volwassen duikt hij op als een briljante kerkorganist die met zijn dissonanten kerkmuren kan laten scheuren. Hoewel hij Johann Sebastian Bach inspireert tot diens Toccata con Fuga in D Moll, wordt hij zelf door de Inquisitie en de rechterlijke macht gemarteld tot hij bekent. Bij de amputatie van zijn derde arm en een direct daarop volgende ‘duiveluitdrijving’ komt hij aan zijn einde. ‘Wij zijn blij dat wij deze gekwelde geest op deze manier toch nog toegang hebben kunnen verschaffen tot het koninkrijk Gods,’ concludeert vicaris La Mancha. De maatschappijkritiek in dit verhaal is grotendeels serieus, bijvoorbeeld in de tegenstelling tussen de behandeling van ‘zigeuners’ zoals Triablo en die van een keurige ‘meneer Bach’. Maar ook satire is regelmatig aanwezig, zoals in een passage uit de ‘Opregte Dinsdaeghse Haarlemsche Courant’ waarin La Mancha kerkbesturen tot voorzichtigheid maant:

‘Het is zorgwekkend dat de duivel juist via het orgel probeert de geloofsgemeenschap te perverteren en te winnen voor zijn sekte. De muziek is een kunstvorm die mensen diep van binnen raakt en hen stiekem tot willoze slachtoffers kan maken van zijn vernietigende invloed. Een machtig wapen in handen van de duivel om mensen te hersenspoelen tot zij gewillige slaven van hem zijn. We hebben onmiddellijk een schrijven naar alle kerkbesturen in het bisdom gestuurd dat voortaan alle organisten zich moeten ontkleden bij hun sollicitatie zodat kerkbesturen zich ervan kunnen vergewissen dat zij geen duivelse ledematen, lichaamsdelen of andere lichaamskenmerken hebben.’

Muziek is een pact met duivel, of in elk geval iets waarvoor je bereid moet zijn tot het uiterste te gaan. In De Vijf Vinger Blues kan de fatale deal nog op slimme wijze ongedaan worden gemaakt, in Beproeving in de zone van de eeuwige dag is er geen keuze. Het verhaal is gesitueerd op een planeet waar enkel een smalle gematigde zone is, tussen een hels hete en een steenkoude zone in. De ontberingen die de naamloze verteller (een vrouwelijke musicus) doormaakt als zij in de hete zone probeert om contact te leggen met Bikhaelo, de meestermusicus die haar kan voorzien van een echte zanddrakenharp, zijn met alle zintuigen voelbaar. Maar de echte beproeving komt echter nog, zoals Bikhaelo haar duidelijk maakt:

‘Snap je het niet? Muziek komt niet van akkoorden, toonladders, klankkasten of snaardiktes. Hij komt hiervandaan.’ Hij legt zijn hand boven mijn borst. ‘Het komt van pijn, van blijdschap, van opoffering, van leven. Het komt van de ziel die jou met jouw instrument verbindt. Als je wilt dat je muziek tot leven komt, dan is dat wat je moet nemen: een leven.’

Het is het leven van een huppelend, speels zanddraakje dat ze moet nemen. Bikhaelo troost haar na afloop: ‘Zijn ziel zal verder leven in jouw instrument, in jouw muziek, in jouw hart.’

In 1995 publiceerde Mathijsen in eigen beheer een verhandeling over het Hammondorgel met een titel die onmiddellijk doet denken aan bovenstaande citaten: De ziel van het beest. Het boek is geschreven vanuit de gedachte dat de musicus die snapt hoe het instrument in elkaar steekt niet alleen beter speelt maar ook zijn wensen en eisen beter kan overbrengen aan technici in een taal die zij begrijpen. Het is overwegend wetenschappelijk, maar in de inleiding is te voelen hoe Mathijsen aankijkt tegen dit orgel, dat door bepaalde natuurlijke afwijkingen in de toonwielgenerator ‘ademt, pulseert en zingt als een levend wezen’:

Hammond’s toonwielorgel, met zijn vette, warme geluid, werd meer dan een traditioneel kerkorgel en veel meer dan een elektronisch orgeltje. Het werd geen keurig afgerichte slaaf, maar een eigenwijs beest. Een beest dat tot leven komt onder de handen en voeten van de ware romanticus, die bereid moet zijn om de persoonlijkheid van het instrument volledig te leren kennen. De organist aait het beest teder in het vel, om het te laten spinnen en snorren als een huiskat. In het volgende moment slaat hij het, schopt het, en mishandelt het, om het een wild monsterlijk gebrul en gekrijs te ontlokken, dat rechtstreeks uit de diepten van de prehistorie afkomstig lijkt te zijn. De rol van de Hammondorganist is vooral de rol van een dompteur, die al het oergeweld, gevangen in de houten doos, moet beheersen en controleren.

De verteller in Beproeving in de zone van de eeuwige dag hoeft niet zo ver te gaan. Ze kan volstaan met de begaafde podiummusicus te zijn die met haar zanddrakenharp haar publiek in vervoering brengt. Bij haar recital vertaalt ze de dood van het zanddraakje op een manier die doet denken aan Gustavs fatale muziekstuk in De schone slaapster symfonie. Wel is ze zich bewust van het onvrijwillige offer van het beestje als ze voorafgaand en na haar recital in dankbaarheid naar het instrument buigt. Voor de lezer voelt de ‘deal’ niet helemaal goed aan, omdat het haar vooral gaat om roem. Dat de briljante Bikhaelo zich heeft teruggetrokken in de woestijn en niet meer optreedt, geeft te denken.

Bovenstaande passage deed me ook meteen denken aan Helger in Roborecht die zijn Ford Escort MK2 laat grommen en kwispelen, en de auto inderdaad ronduit ‘mishandelt’ als hij door een parkeergarage scheurt om een vliegende robotcamera van zich af te schudden. Helger houdt van zijn auto en zegt, als het voertuig de confrontatie met vechtrobot Destruzone niet doorstaat, semi serieus dat hij een sterfgeval in de familie heeft, maar dat de auto geen gevoel heeft staat voor hem niet ter discussie: ‘Toch weet ik dat het maar een machine is.’ Een machine die hij wel weer opnieuw gaat laten oplappen. ‘Er gaat niks boven mijn Escort.’

Een muziekinstrument of een ander apparaat dat zoals het Hammondorgel of een zanddrakenharp een eigen en onvervangbare ‘persoonlijkheid’ heeft, is dus weliswaar uniek, maar alleen als het door een bekwame en gedreven ‘dompteur’ tot leven gewekt wordt. Wetenschap en techniek hebben slechts een ondersteunende rol in het tot stand brengen van deze ‘magie’. In hoofdstuk zeven van De ziel van het beest slaat Mathijsen een wetenschapsfilosofisch zijweggetje in. Normaliter, zegt hij, probeert de wetenschap de complexe werkelijkheid om ons heen te vatten in sterk vereenvoudigde modellen, zodat voorspellingen kunnen worden gedaan over die echte werkelijkheid. Meet- en productiemachines worden vervolgens gebaseerd op die vereenvoudigde modellen, zodat hun kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin zij zich gedragen volgens de ‘vereenvoudigde schijnwereld, die aan de fantasie van de wetenschapper is ontsproten.’ Bij muziekinstrumenten werkt het anders:

Een muziekinstrument is echter geen kruiwagen, geen gebruiksvoorwerp, en ook geen technologisch gereedschap. Een muziekinstrument is het verlengstuk van de kunstenaar, en daarmee zelf een kunstvoorwerp. Het opdringen van technologische normen en waarden aan muziekinstrumenten heeft muzikale verarming tot gevolg. Het is de musicus, niet de wetenschapper, die het eerste en het laatste woord heeft bij de beoordeling van een muziekinstrument.

Waarmee we terug zijn bij de individuele, passievolle mens die altijd aan het roer zou moeten staan. Want waar de normen en waarden van vereenvoudigde schijnwerelden de dienst uitmaken, verwordt de mens tot een radertje in een machine, tot een zielloos beest.

 

Persoonlijke leesbeleving

Mathijsen laat zien hoe geschikt het speculatieve kortverhaal is om iets van jezelf te laten zien, om te reflecteren op wereld, om andere mensen door jouw ogen te laten kijken. Tenminste: ik zie in zijn Facebookposts zoveel terug van wat hij met zijn verhalen zegt, dat ik wel moet concluderen dat hij erin slaagt om via zijn verhalen zijn visie op mens, samenleving en wereld over te brengen. Al sta ik zelf ergens anders in het politiek-maatschappelijke spectrum, ik vind zijn verhalen verrijkend. Dat komt vooral omdat hij zelden moraliserend is. De spaarzame keren dat hij de allegorie inzet, weet hij dat zo te doen dat het nauwelijks drammerig is. De humor in zijn satire maakt elke boodschap verteerbaar.

Wat het onderwerp machtsongelijkheid tussen man en vrouw betreft waardeer ik zijn stem in die discussie. We wijzen maar al te graag met het vingertje in plaats van dat we eens naar onszelf kijken als de zoogdieren die we uiteindelijk zijn. Daarnaast hebben we in onze samenleving weinig oog voor of interesse in de emancipatie van mannen. De recente emancipatienota van het kabinet maakt daar bijvoorbeeld geen enkele melding van. Dat is vreemd en nogal triest, gezien het feit dat jongens en mannen op allerlei manieren een achterstand hebben daar waar het gaat om zaken als gokverslaving, dakloosheid, criminaliteit en suïcide. Rond het thema ouderschap is zelfs sprake van een duidelijke ongelijkwaardigheid tussen vrouwen en mannen. Een verhaal als De legende van Latigo Barton overtuigt mij dan ook op alle fronten, om wat het wil zeggen en om hoe bekwaam dat wordt gedaan. Tegelijkertijd komt het thema in Mathijsens verhalen ook terug op manieren die me minder aanstaan. Bij het lezen van enkele tientallen verhalen achter elkaar begint de algehele misogyne teneur op te vallen. Vrouwen spelen, weliswaar niet altijd maar toch wel opvallend vaak, een onsympathieke rol, of ze nu verteller zijn of nevenpersonage. Zoals ik hierboven al aangaf, past Mathijsen zijn visie op de biomechanistische kant van de zaak nogal eenzijdig toe ten voordele van de man. Dat leidt tot ronduit zeurderige verhalen als De epische, interstellaire queeste van een sleutelhanger. Een prima verhaal als De Vijf Vinger Blues hangt betreurenswaardig scheef door de twee vrouwen die er een rol in spelen. De ene vrouw is ‘de heks’ die de invalide musicus ‘Klaploper!’ naroept, de tweede is nota bene zijn vriendin die hem uitmaakt voor ‘lamlul’. Verhalen waarin de man als een succesvolle macho wordt neergezet (zoals De astrodraak en De triëliumrovers van Gaianemo) horen voor mij evenmin tot de beste verhalen.

Een zelfde onbehagen ervaar ik bij de consequent stereotype en stigmatiserende manier waarop ambtenaren worden neergezet. Dat onbehagen heb ik niet omdat ik er toevallig zelf een ben, maar omdat ik vind dat ook in vraagstukken die nu al actueel zijn de onderbuik een slechte raadgever is. Het valt me vaker op dat mensen die sterk gekant zijn tegen een systeem dat individuen vermorzelt, in hun principiële afkeer van dat systeem hetzelfde individu nogal eens over het hoofd zien. Vooral de 100% negatieve manier waarop politieagenten worden geportretteerd staat me tegen.

Deze kritische noten nemen niet weg dat ik Mathijsen een fijne schrijver vindt die verschillende zeer memorabele verhalen heeft geschreven. Een hoogtepunt voor mij is De schone slaapster symfonie, vanwege de subtiele manier waarop het thema morele arrogantie overgebracht wordt. Het verhaal kabbelt rustig voort naar zijn gruwelijke einde en raakt geen moment uit balans door de strekking. Ook de beide Trek Sagae-winnaars waardeer ik zeer. Beproeving in de zone van de eeuwige dag is een krachtig en sfeervol verhaal met net wat tegenstrijdigheden die maken dat ik erover na blijf denken. Vrijheid is standalone staat als een huis, hoewel ik nu begrijp dat het dilemma dat ik er zelf altijd in heb gelezen door de schrijver niet zo is bedoeld. Dat geeft niet: als lezer heb ik elk recht om mijn eigen gedachten en ervaringen toe te voegen. Naast deze serieuzere verhalen vind ik ook Fietspunk erg geslaagd, met zijn over-the-top en zorgvuldig uitgemolken lol. Andere fijne verhalen vind ik het persoonlijk aanvoelende Oorlogsherinnering, het claustrofobische maar tegelijkertijd geestige Dexters laatste vlucht, het ingenieuze De naspelling en het subtiel opgebouwde Terug van vakantie.

Hoewel ik de coproducties met Anaïd Haen waardeer, hoop ik dat Django Mathijsen ook solo blijft produceren, niet in het minst met verhalen die niet als ‘genre’ aangemerkt kunnen worden en soms erg verrassend zijn. Verder is het te hopen dat ook recentere verhalen hun weg zullen vinden naar los te kopen e-boeken. De selectie in Er zal eens… is klein en bovendien niet representatief. Het gros van de verhalen dat ik nu gemakkelijk kon aanschaffen en lezen, had ik dus anders niet tot mijn beschikking gehad. Los van dit alles mag muziek als thema van mij betreft beslist weer vaker terugkomen.

 

Verantwoording

Kortverhalen

De volgende kortverhalen van Django Mathijsen zijn betrokken bij deze bespreking. Het jaartal tussen haakjes is de datum van wedstrijddeelname of publicatie. Verhalen zonder bron zijn los als e-boek te koop.

Beproeving in de Zone van Eeuwige Dag (2015), in Django Mathijsen en Anaïd Haen, Er zal eens… (Zilverspoor, 2019)

Condoom in de regen (2012)

Dans van de bloemenkinderen (2012)

Dansers beat (2013), in Mike Jansen (ed), Grimdark in de polder (2024)

De Astrodraak (2009)

De beste aller tijden (2023) in Finn Audenaert (ed), Niet van deze wereld (EdgeZero, 2024), en online op https://ootw-magazine.weebly.com/fiction/django-mathijsen-de-beste-aller-tijden

De beste baan op aarde, in Wonderwaan 18 (2011), tevens beschikbaar als e-boek

De bomenjager (2012)

De buit van Baron Smiechtgeboren (2009)

De Duivelshand Toccata, in Wonderwaan 20 (2011), tevens beschikbaar als e-boek

De eindoplossing van het Vetusentiteitenprobleem, in Mike Jansen (ed), Lovecraft in de polder (EdgeZero, 2019), en online op http://www.edge-zero.com/de-eindoplossing-van-het-vetusentiteitenprobleem-django-mathijsen/

De epische, interstellaire queeste van een sleutelhanger… en zijn sleutel – de een klein beetje ingekorte versie met de iets langere titel (2017), in Django Mathijsen en Anaïd Haen, Er zal eens… (Zilverspoor, 2019)

De grootste messenwichelaar (2012)

De grote museumroof, in Pure Fantasy 24 (2011)

De legende van Latigo Barton, in Mike Jansen (ed), EdgeZero: de beste genreverhalen van 2022 (EdgeZero, 2023), en online op http://www.edge-zero.com/de-legende-van-latigo-barton-django-mathijsen/

De nakomelingen van de vijfde rots (2010), in Azra 1-3 (2012), tevens beschikbaar als e-boek

De naspelling (2015), in Django Mathijsen en Anaïd Haen, Er zal eens… (Zilverspoor, 2019)

De orgeldraaier en de stripdanseres (2012)

De schone slaapster symfonie (2007), in Mike Jansen (ed), EdgeZero: de beste genreverhalen van 2021 (EdgeZero, 2022), en online op https://www.modernmyths.nl/de-schone-slaapster-symfonie/ en http://www.edge-zero.com/de-schone-slaapster-symfonie-django-mathijsen/

De triëliumrovers van Gaianemo, in Pure Fantasy 188 (Pure Fantasy, 2010), tevens beschikbaar als e-boek

De Valentijnstractatie (2009)

De verdromer, in Alex de Jong (ed), Grenzeloze fantasie (2012), tevens beschikbaar als e-boek

De Vijf Vinger Blues, in Pure Fantasy 17 (2009), tevens beschikbaar als e-boek

De vrijheid van mijn dekker (2019)

De zichtbare man, in Wonderwaan 19 (2011), tevens beschikbaar als e-boek

Dexters laatste vlucht, in Pure Fantasy 23 (2011), tevens beschikbaar als e-boek

Diep gezonken, in Pure Fantasy 15 (2009), tevens beschikbaar als e-boek

Een laatste teleportatie (2013), in Django Mathijsen en Anaïd Haen, Er zal eens… (Zilverspoor, 2019)

Fietspunk – Het zevende werk van Armsterk, in Mike Jansen (ed), EdgeZero: de beste genreverhalen van 2019 (EdgeZero, 2020), en online op http://www.edge-zero.com/fietspunk-het-zevende-werk-van-armsterk-django-mathijsen/

Gisteren was niet meer gisteren, in Finn Audenaert (ed), De belofte (EdgeZero, 2025)

Het blijft toch je dochter (2008), in Mike Jansen (ed), Bloedzuigers in de polder (EdgeZero, 2022)

Het helderziende oog (2011)

Hoe ik een moordenaar werd (2009), online op https://www.fantasywereld.nl/boeken/korte-verhalen/hoe-ik-een-moordenaar-werd-django-mathijssen/

Kaboem! (2014), online op https://www.fantasywereld.nl/boeken/korte-verhalen/kaboem-django-mathijssen/

Loodgieters van de vijfde dimensie (2009), in SF Terra 222 (2010), tevens beschikbaar als e-boek

Neuzen in andermans tassen (1999)

Oorlogsherinnering (2011)

Robotnormen, robotwaarden en de Turkse tortel (2008), in Pure Fantasy 14 (2009), tevens beschikbaar als e-boek

Stevelines honger, in Pure Fantasy 17 (2009)

Terrorist in het paleis van de sneeuwkoningin (2008)

Terug van vakantie (2012)

Tranen in de rivier, in Wonderwaan 14 (2010), tevens beschikbaar als e-boek

Uitverkoren in de modder, in Mike Jansen (ed), EdgeZero: de beste genreverhalen van 2023 (EdgeZero, 2024), en online op https://edge-zero.com/uitverkoren-in-de-modder-django-mathijsen/

Voorbij de zeeval (2012), in Django Mathijsen en Anaïd Haen, Er zal eens… (Zilverspoor, 2019)

Vrijheid is standalone, in Django Mathijsen en Anaïd Haen, Er zal eens… (Zilverspoor, 2019), en online op http://www.edge-zero.com/vrijheid-is-standalone-django-mathijsen/

Waaraan denkt u? (2011)

 

Overige bronnen

Biografische informatie is afkomstig uit het nawoord van de schrijver bij Tranen in de rivier, uit Pure Fantasy 18+ en van Fandata. De data van de verhalen zoals hierboven weergegeven zijn, voor zover het wedstrijdinzendingen betreft, afkomstig van Meznir.

Auteurswebsite: http://djangomathijsen.nl/

Facebook: https://www.facebook.com/django.mathijsen/ (Voor dit artikel is de periode 2011 t/m 2020 geraadpleegd.)

Django Mathijsen, Roborecht (Zilverspoor, 2021)

Django J.L.A. Mathijsen, De ziel van het beest: de werking, de technologie, het muzikale gedrag en de eigenzinnige eigenschappen van het toonwielorgel (1995)

Django Mathijsen, Roborecht en de acht betekenissen van “slaaf” (2021), op https://www.modernmyths.nl/roborecht-en-de-acht-betekenissen-van-slaaf/

Django Mathijsen, Roborecht en Robot Wars (2021), op https://www.modernmyths.nl/roborecht-en-robot-wars/

Django Mathijsen, De intertekstualiteit van “Er zal eens…” (2021), op https://www.modernmyths.nl/de-intertekstualiteit-van-er-zal-eens/

Deborah van Duin, Vluggertje blijft steken in spagaat (2022), op https://www.hebban.nl/recensie/deborah-van-duin-over-roborecht

 

Laatst bijgewerkt, behoudens tekstuele correcties: 25 juni 2025