De grimmige cryptogrammen van Tais Teng

Welkom, mijn prooi en andere verhalen van de Cirkelzee gaat uit van een bizarre premisse: alternatieve mythologie. Het verhaal van koning Salomo die de djinns versloeg en hen in koperen kruiken opsloot, heeft een andere wending genomen, zo lezen we in de inleiding van de bundel. Salomo leende namelijk het vlammend zwaard van aartsengel Michael en gebruikte dat om een krater te slaan die de djinn-stad Irem volledig vernietigde en in heel Arabië geen steen op de ander liet staan. Een kwart van alle mensen stierf en de resulterende kraterzee, de Cirkelzee uit de titel, is nog altijd zwaar verontreinigd met magie. Sindsdien maken niet de islam en het christendom de dienst uit in de omliggende landen, maar Mithra, Isis en Ormazd en diens tegenpool Ahriman.

Bizar, want anders dan historie beschouwen we mythologie in de regel niet als iets wat ‘vaststaat’ en dus ook niet iets wat à la ‘Hitler wint de Tweede Wereldoorlog’ tot alternatieve vervolggebeurtenissen kan leiden. Mythologieën vertegenwoordigen het onbewuste deel van de menselijke ervaring. Ze rusten eerder op rituelen en mondelinge overleveringen dan op verifieerbare feiten. Goden kunnen in de loop van de tijd zomaar in elkaar overgaan, zich splitsen in meerdere entiteiten of, zelfs gescheiden door duizenden kilometers, grote overeenkomsten met elkaar vertonen. Wat moeten we dan opmaken uit een ‘alternatieve mythologie’? Dat mythologie toch niet wezenlijk anders is dan historie? Dat wat we als historie aanmerken even geloofwaardig is als mythen en sprookjes?

De inleiding van de bundel geeft geen verklaring. Wel lezen we dat de verhalen zich afspelen in een wereld vol tover en dappere prinsessen, ‘waar spiegels kunnen spreken en het beter is niet naar hun raad te luisteren.’ Wie vervolgens verder leest, moet constateren dat er in de ganse bundel geen sprekende spiegel te vinden is, laat staan eentje die raad geeft. Trouwens: hoe kan een slag met een langwerpig zwaard in vredesnaam een cirkelvormige krater opleveren? Het is duidelijk dat we op het verkeerde been worden gezet. Waar gaat deze bundel van Tais Teng uit 2021 dan over, wat wil de schrijver ermee, wat moet de lezer ermee? Of misschien: wat kan en wat wil de lezer ermee?

 

Leeswijzer

In deze bespreking probeer ik de bundel te duiden. Daarom begin ik met informatie die ik in interviews en andere bronnen heb gevonden en die mij hielpen bij die poging. Het betreft enkele biografische punten maar bovenal Tengs opvattingen over schrijven, gelaagdheid en de wereld. Daarna schets ik kort de ontstaansgeschiedenis van Welkom, mijn prooi, waarna ik kom tot de kern van de zaak: de thema’s en rode lijnen die ik in de bundel heb aangetroffen. Omdat die niet zo gemakkelijk boven water te halen bleken, schenk ik vervolgens ruime aandacht aan de verteltechnieken die de schrijver daarbij inzet. Ik sluit af met een conclusie en persoonlijke leesbeleving. Een verantwoording van de gebruikte bronnen is onderaan te vinden.

 

Fruitvliegjes, oplossende suikerklontjes en vermaak zonder belering

Tais Teng (1952) was als kind dyslectisch en heeft nog steeds te maken met een zekere leesblindheid. Ondanks een interesse in kunst en letteren koos hij voor een biologiestudie, die hij na vier jaar afbrak omdat hij het grootste deel van zijn tijd al stak in schilderen en het verkopen van posters en illustraties. ‘It wasn’t a blow to science: I am a very untidy person and don’t like adding numbers or counting red-eyed fruit flies. I would have been a bad, bad scientist’ (Horror Tree, 2021). Sindsdien is hij schrijver, beeldhouwer en (omslag)illustrator. Bij dit laatste gebruikt hij zelfgemaakte foto’s die hij met verschillende digitale programma’s bewerkt. ‘Calling me an enthusiastic photographer is a severe understatement: my right hand is wedded to my camera or phone according to my wife who too often touches cold steel when she wants to take my warm hand.’ (Horror Tree, 2021). De genres die zijn verhalen en romans bestrijken zijn divers: speculatieve fictie, detectiveverhalen en kinderboeken. In 2018 gaf hij een Engelstalige gedichtenbundel uit, Panthers dream. Het Engels is ook bij het schrijven van verhalen vaak al in de basis aanwezig. ‘Met Engels ben ik intussen al ver voorbij het vertalen: ik denk in die taal als ik een verhaal in elkaar zet.’(Science Fiction & Fantasy Boekenclub, 2023)

In de interviews die online beschikbaar zijn en in enkele oudere kranteninterviews die ik via Tengs Facebook-account vond, trof ik verschillende andere details aan die mij van belang lijken bij het duiden van Welkom, mijn prooi. Teng heeft, niet verrassend, een sterk visuele beleving van het schrijven. Enkel citaten waaruit blijkt dat beeld en verhaal voor hem onlosmakelijk bij elkaar horen:

‘It is a system I often use: think of a scene or a title and then work forwards or backwards. Being an illustrator often gives me very clear, almost hyper-realistic mind pictures.’ (Mad Scientist, 2018)

Over moderne abstracte kunst: ‘Als ik niet kan zien wat erop staat, doet het me niks (…) Kleurvlakken, vage schemeringen. Niet mooi of interessant. Er is dan meestal wel een vage, zweverige uitleg, maar geen verhaal.’ (AD, 2017)

‘Een boek schrijven is voor mij ook heel erg toneelspelen, als ik een actiescène schrijf, ga ik door de kamer lopen, als ik schrijf “er springt iets af van een hoge kast en hij weerde het af”, moet ik toch kijken hoe dat gaat, of dat kan.’ (NBD Biblionnieuws, 2008)

‘Je mag bij mij nooit zomaar een kamer binnenlopen, er moet altijd een detail zijn, het moet filmisch zijn, de lezer moet het zich kunnen voorstellen, ruiken, proeven.’ (NBD Biblionnieuws, 2008)

Hoewel hij de wetenschap met een gerust hart achter zich liet, is hij toch

‘voortdurend, dag en nacht, bezig met onderzoek. Alles wat hij hoort, leest, ziet, ervaart en ondergaat, kan hem vroeg of laat van pas komen (…) Situeert hij in een thriller een achtervolging in de binnenstad van Amsterdam, dan loopt hij eerst de hele route na. ‘Ik zal ook nooit zomaar over draken schrijven. Dan probeer ik me toch eerst voor te stellen, te visualiseren hoe een draak zich voortplant en waar de eieren worden uitgebroed. In een vulkaan wellicht…? (…) Ik ben allesbehalve een verzamelaar, maar laat in mijn boeken gerust iemand koekoeksklokken verzamelen. Dat dwingt mij tot grondige research en, leuk meegenomen, aan het einde van de rit weet ik alles over koekoeksklokken.’ (AD, 2007)

Zowel bij het schrijven als bij zijn beeldend werk, werkt hij organisch en vanuit een soort roes, waardoor het resultaat soms totaal anders uitpakt dan beoogd. Als hij begint met het beeldhouwen van een gezicht dan kan het beeld in de loop van het proces zomaar een vissenlijf of hoorns krijgen, een roman die als thriller begint kan uiteindelijk fantasy worden. Bijfiguren worden soms hoofdpersonen. ‘Daar ga ik in mee.’ (NBD Biblionnieuws, 2008). Wie de schrijver op Facebook volgt, is vertrouwd met berichten zoals:

‘Net een gloednieuw Zothique-verhaal begonnen. Ik ben erg benieuwd waar het heengaat en daar kom ik enkel achter als ik doorschrijf.’ (Facebook, 26 augustus 2021)

In inspiratie of een ‘muze’ gelooft hij niet: een professionele schrijver moet op elk moment kunnen schrijven. Als hij bezig is, is het vaak alsof zijn vingers op eigen kracht bewegen en moet hij na een paar minuten stoppen om te lezen wat hij heeft geschreven. Hij schrijft in een hoog tempo om datgene wat in zijn hoofd ontstaat te kunnen omzetten in woorden:

‘Writing comes very close to lucid dreaming to me. If I start a sentence, the words arrive almost as a voice-over, telling me what to type next. Sometimes it switches into the fast-forward mode and I get whole paragraphs or even half a page. I have to type like mad then before all those words fade back into the racial unconsciousness. It feels exactly like a sugar cube dissolving in hot tea. Almost all things I do are in deep concentration, in hyperfocus. If someone enters the room, I probably won’t notice. Even it is a burgler: as long as he doesn’t take my keyboard, I just go on writing.’ (Horror Tree, 2021)

Over gelaagdheid in zijn verhalen spreekt hij zich weinig uit. Wel is duidelijk dat vermaak voor hem voorop staat, zowel in zijn soloverhalen als in co-producties, en dat hij boodschappen vermijdt:

‘Jaap Boekestein, Tais Teng en Roderick Leeuwenhart hebben uitgesproken meningen (en hun hoofdpersonen vaak ook), maar als die in een verhaal op een prekerige manier zichtbaar worden dan vinden we zo’n verhaal mislukt. Bij het schrijven een verhaal willen we graag een boeiend verhaal schrijven. Dat is niet anders bij een ziltpunkverhaal dan bij een Sword & Sorcery-verhaal met onbetrouwbare courtisanes en uitzonderlijk gruwelijke demonen.’ (Science Fiction & Fantasy Boekenclub, 2023)

Tegelijkertijd heeft hij wel gedachten over gelaagdheid en karakter in een verhaal, zo blijkt uit een recenter Facebook-bericht waarin hij reageert op een recensie van een van zijn YA-romans.

‘Zoals altijd zijn [naam recensent] en ik niet eens over wat gelaagdheid en karakter in verhaal zijn. Al heeft hij natuurlijk wel gelijk dat ik een entertainer ben en de lezer de bladzijde om te laten slaan, beschouw ik als het hoogste goed. Zodra een boodschap al te duidelijk aanwezig wordt, stop ik met dat verhaal.’ (Facebook, 20 maart 2025)

Over de manier waarop gelaagdheid dan tijdens het schrijven tot stand komt:

‘Ik wil mijn lezer meevoeren naar oorden die hij beslist niet eerder heeft bezocht en haar verwonderen. De plot moet verrassend en samenhangend zijn en mijn hoofdpersonen horen hun problemen actief op te lossen en geen tijd aan droeve depressies of slachtofferschap te verspillen. Een verhaal moet boven alles sprankelen. Een diepere laag of belerende achtergrond probeer ik actief te vermijden. Als het er toch in zit, is dat organisch ontstaan.’ (in een reactie op Facebook, juli 2021)

Tengs verhalen lijken over eerder politiek-maatschappelijke thema’s te gaan dan over de psychologische ontwikkeling van personages. In verhalen als Ruimtesteden twinkelen niet (2021) en Vorpalzwaarden en de Zee der Tranen (2023) schemert een mens- en wereldvisie door die zich vooral keert tegen rucksichtlose (technische) vooruitgang gedreven door politieke en economische macht, ten koste van de aarde en de menselijkheid. Uitspraken van de schrijver over zijn opvattingen zijn mondjesmaat terug te vinden in interviews en op Facebook:

‘Soms verlies ik heel even mijn ziltpunk-optimisme als ik zie wat voor krankzinnige dingen politici uithalen (…) Het heeft grote nadelen als je technologische zaken laat oplossen door lieden die economie (een niet werkelijk bestaande wetenschap) of, nuttelozer nog, rechten gestudeerd hebben.’ (Science Fiction & Fantasy Boekenclub, 2023)

‘In the last ten years, our government has shifted from helpful to citizens to ever more right-wing and stopped all such foolishness. Art is a hobby, one of our ministers has publicly declared, and shouldn’t be subsidized. It is better to reserve those monies for deserving multinationals or investors.’ (Horror Tree, 2021)

Met ziltpunk zette hij samen met Jaap Boekestein en Roderick Leeuwenhart een sciencefiction-subgenre neer dat gekenmerkt wordt door optimisme en een grootsheid van denken en actie, vanuit de overtuiging dat we niet erg ver komen met ‘enkel netjes je afval scheiden, statiegeld op flesjes en je fietsbanden goed oppompen. Het broeikaseffect is al te massief om nog te stoppen met enkel goed gedrag.’ (Science Fiction & Fantasy Boekenclub, 2023). Enerzijds is die drang en dat optimisme sterk aanwezig in zijn denken over verhalen:

‘Ik heb een bloedhekel aan dystopieën: dat is walgelijk slachtofferdenken en je in laffe wanhoop wentelen (…) Ze ergeren mij en ik vind het eigenlijk nogal makkelijk om je verhaal een opeenstapeling van ellende te laten zijn en dat literair te noemen. In een goed verhaal past geen opgeheven vingertje. Klaag niet, doe iets. In zo ver vindt ik Extiction Rebellion ook prachtig: de gloednieuwe demonstranten willen iets aan de opwarming doen, niet jammerend hun haren uittrekken en een kameelharen boetekleed aantrekken.’ ( Science Fiction & Fantasy Boekenclub, 2023)

Anderzijds is een zeker pessimisme hem ook niet vreemd:

‘Ik realiseer mij net dat ik de afgelopen jaren behoorlijk veel grimdark geschreven heb. De bundels Gekleed in soepel mummieleer en Welkom, mijn prooi zitten er vol mee.’ (Facebook, 22 december 2024)

 

Welkom, mijn prooi: tongue in cheek wereldbouw

‘Ik zit nog steeds in een inspiratiegolf met zo ongeveer om de dag een nieuw verhaal,’ meldt Teng op 15 juli 2020 op Facebook. ‘Ik heb nog net geen blaren op mijn vingers maar het komt in de buurt. Deze avond begon ik een nieuw verhaal en ik weet nog niet waar het gaat plaatsvinden, in Zothique of the Inland Sea [= Cirkelzee]. Ik schreef net Jorsaleem als locatie, dus dan zou het de Inland Sea worden. maar dat kan altijd nog veranderen. Hoe het afloopt? Daar kom ik alleen achter door stevig door te schrijven.’

Het project begon met Zielenzijde, waarin Teng de Cirkelzee zijdelings noemde, ‘gewoon als een stukje tongue in cheek wereldbouw en daarna liet het mij niet meer los’ (Facebook, 27 juli 2021). De afbeelding die de voorkant van de bundel is geworden, kwam in december 2019 tot stand. De plaat is getiteld Queen Semiramis Returning from the Wars en gaat op Deviant Art vergezeld van een kort verhaal dat de geest van de bundel weerspiegelt maar er voor mijn gevoel niet direct verband mee houdt. De achterkantafbeelding (The Eastern Knight) is uit september 2020, zonder verdere verhalende toelichting. De meeste verhalen lijken in 2020 te zijn geschreven maar zijn voor het merendeel niet exact te dateren. Ze werden overwegend in het Engels geschreven, waarna Teng ze ten behoeve van de bundel naar het Nederlands vertaalde. Van drie verhalen is de Engelse versie beschikbaar, die op detailniveau soms relevante verschillen vertonen met hun Nederlandse vertaling. In het voorjaar van 2021 ging hij aan de slag met de kaart van de Cirkelzee en met het samenstellen van de bundel als geheel. Daarover schrijft hij op 17 mei 2021 op Facebook: ‘Ik ben nu bezig alle verhalen een beetje in elkaar te haken: hoofdfiguren worden bijfiguren in een volgend verhaal of duiken veel verderop weer in een cameo op. Ik ben niet van plan om een soort fix-up roman van te maken: alle verhalen zijn los van elkaar compleet.’ Deze werkwijze zou hij later ook volgen bij Gekleed in soepel mummieleer (2023). Welkom, mijn prooi zag in september 2021 het licht. Een Engelse versie, Be my prey, was destijds in voorbereiding maar lijkt nog niet te zijn gepubliceerd.

Ik ben al langer bekend met losse verhalen van Teng maar niet met een hele, samenhangende bundel of een roman. Daarom kan ik niet overzien of Welkom, mijn prooi anders in elkaar zit dan eerdere bundels of romans, bijvoorbeeld qua thematiek of in de manier waarop hij gelaagdheid in een verhaal aanbrengt. Bestaande verhaaluniversa lijken in elk geval de laatste jaren vaak een kapstok voor hem te zijn, waarbij hij dat universum dan een eigen invulling geeft. Zo is de roman Phaedra: Alastor 824 (2019) gesitueerd in een verhaaluniversum van Jack Vance en de Zothique-cyclus Gekleed in soepel mummieleer in de fantastische landen van Clark Ashton Smith. Bij beide merkt hij op dat het resultaat 20% van die andere schrijver is en ‘80% Teng’ (Facebook, 9 februari 2023).

De Cirkelzee en Zothique komen samen in de bundel De zoon van de Basiliskenporder (2025), waarin aanvullende verhalen uit beide cycli zijn opgenomen omdat Teng er nog niet over uitgeschreven was. (Op Facebook op 10 maart 2024: ‘Er kwam net weer een Cirkelzeeverhaal omhoogspuiten. Erg benieuwd hoe het afloopt…’) Mijn voorzichtige beeld van die bundel is dat daarin thematiek uit Welkom, mijn prooi terugkeert maar dan met een wat sterker Nederlandse en minder internationale invalshoek.

 

Thematiek in Welkom mijn prooi

In het kort gaat de bundel over internationale machtspolitiek, waarbij de Cirkelzee kan worden gezien als het spel van de invloedrijke partijen op het wereldtoneel. Deze wereldorde werd gevestigd in augustus 1945, toen de Verenigde Staten atoombommen afwierpen op Hiroshima en Nagasaki. Rondom de resulterende overwinning door de geallieerden is een ‘religie’ ontstaan van ‘goed versus boosaardig’ die genocide en oorlog rechtvaardigt. Achter heel veel daarvan is de VS het stille, sturende stemmetje. De actualiteit wordt bepaald door gekonkel van inlichtingendiensten en door proxy-oorlog. Allianties veranderen voortdurend en hebben geen enkele morele basis. Economische belangen zijn de drijfveer achter alles, soms gaat het om individuele machthebbers die zich in weddenschappen of stunts willen meten met concurrenten. Kernwapenbezit en -ontwikkeling is een rode lijn: het land dat ze bezit of weet te ontwikkelen, heeft achter de schermen immers macht over andere landen. Het is dus niet alleen essentieel wie ze heeft maar ook wie via welke allianties een vinger in de pap kan hebben. De Verenigde Naties, vooral via het Internationaal Atoomenergieagentschap, spelen in die wereldorde al decennialang een wisselende, niet altijd ethische en soms ronduit schlemielerige rol. In deze wereld van macht, wapens en geld bestaat een totale onverschilligheid ten aanzien van wat de gemaakte keuzes met mensen doen. Wat niet wil zeggen dat de lezer kan volstaan met een opgeheven vingertje jegens de verantwoordelijke machthebbers en economische partijen. Heel veel feiten over wat er eigenlijk speelt zijn makkelijk beschikbaar, maar we willen ze niet zien. Liever laten we ons beeld bepalen door de vertrouwde, netjes ingekaderde wonderverhalen op het journaal over goed versus boosaardig, over politieke helden en schurken, over stoere meiden die piraat worden en sullige jongetjes die hun ambities waar proberen te maken. Mythen waarin gewone mensen hoogstens een bijrol hebben als schoenlapper.

Hoewel de verhalen los van elkaar gelezen kunnen worden, zie ik er wel een zekere opbouw in.

Zielenzijde concretiseert de situatie op het wereldtoneel tot een enkel, welbekend conflict: Israël versus de Palestijnen plus omringende Arabische landen. Het conflict wordt teruggebracht tot aanvaringen tussen karavanisten en ghûls, het geheel gedreven door economische belangen en leer om leer. Het is een Eeuwige Karavaan die zijn eindeloze, geïsoleerde rondjes draait rond de bommen die tachtig jaar geleden de wereldorde in de bodem klonken.

Wat Salomo destijds deed wordt in Alle landen van de Cirkelzee verteld door een djinn aan Nasira. Zij kan met zijn hulp een jongen worden en zo haar dromen waarmaken. Haar avonturen vormen een parallel met de carrière van Barack Obama, waarbij de lezer regelmatig wordt uitgenodigd om zich af te vragen of deze geliefde wereldleider eigenlijk nou wel zoveel ethischer was dan de rest. Aan het einde draagt Nasira haar piratenschip over aan kapitein Sem, een personage dat in meerdere verhalen voorkomt.

De gebeurtenissen in De zegelsnaaiers van Jorsaleem interpreteer ik als een verwijzing naar die andere grote gebeurtenis die zo bepalend is geweest voor de 21e-eeuwse wereld: de aanslagen op het World Trade Center in 2001. In het verhaal reist een duo, gecharterd door een djinn, naar Jorsaleem, de Cirkelzee-stad met pakhuizen, koffietentjes en (zo blijkt uit een later verhaal) een Vrijheidsbeeld. Daar schakelen ze de Melaatse Tweeling uit teneinde een magische ring te verkrijgen. Het is de djinn die de religie van ‘goed versus boosaardig’ onderuit haalt:

‘Denk je dat er een wezenlijk verschil is tussen Ormazd en Ahriman? Vergeet het maar! Wij djinns zijn zo oud als de aarde. We zwierven door dit land toen oceanen van klotsend magma op kusten van puimsteen sloegen. Sommigen van ons werden behoorlijk machtig en noemden zichzelf goden of aartsengelen. Toen Salomo Irem vernietigde, was onze oorlog al een miljard jaar gaande. (…)

Aäron sloot zijn ogen, zijn gedachten een maalstroom. Vergeet Goed en Kwaad, niets is zo overzichtelijk als gouden zonlicht tegen gure duisternis. Er waren enkel legers van verraderlijke djinns die elkaar sinds de eerste ochtend van de wereld bestreden.

Michael, zo vertelt de djinn, mocht het zwaard niet zelf gebruiken, dat was enkel bedoeld voor het Laatste Oordeel, maar hem was niet verboden het aan mensen te geven. Is dat niet valsspelen, vraagt Aäron. ‘Zowel Ormazd als Ahriman bewonderen sluwheid en deden achteraf niet moeilijk,’ zegt de djinn. ‘Bovendien was Salomo de grootste en meest bedreven van alle menselijke magiërs.’

In Een ketting van ghûlklauwen betreedt een nieuwe speler het toneel: de VN als de snoevende maar stilletjes bange partij, machteloos tegenover de opkomende kernmacht die de hegemonie van de negen bekende kernmachten aantast. De twee broers en hun bevers maken geen enkele kans tegen de kraken die het kanaal onveilig maakt en schepen oppeuzelt als hapjes. Het is de meeliftende Farysia die het beest uitschakelt. Net als Alle landen van de Cirkelzee kon ik ook dit verhaal concretiseren: het verbeeldt de gebeurtenissen rond de liquidatie door de Mossad van Mohsen Fakhrizadeh Mahabadi, de ‘vader van de Iraanse kernbom’, kort na de verkiezing van Joe Biden als 46e president van de VS. Pogingen van de VN om ook Israel te inspecteren, een land dat geen openheid geeft over het aanwezige kernwapenarsenaal maar ondanks dat niet te maken krijgt met de controles en sancties die bijvoorbeeld Noord-Korea wel krijgt, mislukken jammerlijk: de organisatie is zelfs voor de vijanden van Israel een lachertje.

Met vertelster Avenne duikt de lezer in Vrijduiken naar Leviathandril de diepten van de Cirkelzee in, waar de wapens liggen die gebruikt kunnen worden om schattingen op te leggen aan andere landen. De wapens spreken, hebben een magische almacht en vragen enkel om een hand die hen zwaait. Dat die ‘hand’, de niet zo gewetensvolle en stilletjes door de Cirkelzee geholpen Avenne, aan het einde van het verhaal in Noord-Korea belandt, is niet geruststellend.

Het verhaal van de sluipmoordenaar is enerzijds explicieter over de gewetenloosheid van partijen dan welk ander verhaal in de bundel dan ook. Waar elders vooral sprake is van ironie, stuiten we hier op voelbare woede aan de kant van de schrijver over het ‘spel’ van djinns en aartsengelen dat zonder een grein respect de levens en het geluk van gewone mensen vernietigt. Anderzijds wordt uit de nadruk op ogen, blik en misleiding duidelijk hoe machteloos we zijn daar waar het gaat om waarheidsvinding, zeker sinds de aanslagen van 2001 en alle complottheorieën die daarover de ronde doen. In elk geval maakt het verhaal glashelder dat de mensen die ‘gerechtvaardigde toorn’ als excuus voor oorlog en manipulatie gebruiken, dezelfde zijn als de sadisten.

De binnenlandse politieke machtsstrijd in de VS lijkt mij centraal te staan in Wandelen in de maanschaduw, hoewel ik dit verhaal moeilijk kon duiden. Het gaat over schildpaddenraces en hoe die gefixt kunnen worden, waarbij de lezer misschien verbanden moet leggen met de verkiezingscampagne van Donald Trump in 2016. Hoe dan ook, ook hier staan wapens (in de vorm van monsterlijke schildpadden) centraal. Dat is eveneens het geval in Het smeden van demonenzwaarden: een handleiding, dat over atoomspionage gaat en verwijzingen bevat naar de Pakistaanse kerngeleerde Abdul Qadir Khan die in de jaren 70 in Nederland spioneerde.

De eierschaalhouwer en de Rukh is het langste verhaal in de bundel. We volgen de arme maar bepaald niet naïeve eierschaalhouwer Shamir, die als gids optreedt in een expeditie om de door Salomo uitgeschakelde rukhs weer tot leven te wekken. Vakenthousiasme en schuldgevoel drijven hem daarbij. Hij wordt verder aangezet door twee stemmen in zijn hoofd die tegengestelde kampen vertegenwoordigen én gefinancierd door een rijke partij die een flinke overlap lijkt te hebben met de VN. Ogenschijnlijk loopt het verhaal goed af. Dat wil zeggen dat het stemmetje van de aartsengel zijn zin krijgt. ‘We doden slechts de onrechtvaardigen’ fluistert de engel hem bij aanvang van de reis toe – en gebruikt vervolgens precies dezelfde manipulatie-methode als zijn tegenstander. De lezer die tevreden vaststelt dat Shamir uiteindelijk al die onsympathieke partijen te slim af is, moet aan het einde constateren dat 2.000 op scherp staande kernkoppen niet bepaald bijdragen aan veiligheid in de wereld.

Ik kon de actuele laag van Schelpenwoorden, zeewiertaal niet goed boven water krijgen, maar denk dat we hier, net als in Een ketting van ghûlklauwen, te maken hebben met pogingen van het Internationaal Atoomgenootschap van de VN om meer zicht te krijgen op de kernwapenontwikkeling, deze keer die van Noord-Korea. De Cirkelzee staat er onverschillig in, zo verwoordt verteller Aldamar het: ‘De zee is te immens en onverschillig. Ik denk niet dat ze werkelijk met ons praat’. Uiteindelijk slaat zij wraakzuchtig toe omdat Aldamar, een beambte die probeert informatie over vijandelijke dreigingen te vergaren, per abuis ‘bloed van haar bloed’ laat verongelukken. Een en ander voelt specifieker aan dan dat, maar ik kreeg mijn vinger er niet tussen. Dat gold ook voor Ver voorbij de Brug des Oordeels, waarin twee grafrovers door een necromancer op sleeptouw worden genomen om Ahriman uit de hel te bevrijden. Of hier bepaalde partijen worden bedoeld kon ik niet vaststellen, maar de strekking wordt aan het einde wel duidelijk. Ahriman heeft de uiterlijke vorm van een aartsengel aangenomen, de rechters van het hiernamaals (het Internationaal Strafhof?) laten zich beduvelen of kijken maar een andere kant op, en de op rijkdommen beluste grafrovers kunnen in vrijheid hun activiteiten voortzetten. Waarbij ze wel denken om hun eigen toekomstige beoordeling door de rechters van het hiernamaals: ‘We zullen de hongerigen spijzigen, de bedelaars in satijnen mantels kleden en pantoffels aan hun moede voeten schuiven.’

En boetseer Irems koperen muren eens te meer uit het geduldige zand (de enige typisch ‘Tengse’ titel in de bundel) geeft verschillende signalen af die wijzen op een verband met Israël en Jordanië. Die laatste partij in het geheel is me niet helemaal helder geworden. Het verhaal vertelt hoe een jiniri de verveelde koning Arimel overhaalt om met haar naar het eiland in het midden van de Cirkelzee te reizen en daar de Sleutel te verkrijgen die de almacht van de djinns van vóór 1945 weer tot leven kan wekken. Al met al trek ik de conclusie dat het verhaal wil zeggen dat de herinnering aan het fascisme beslist doorgegeven moet worden, maar dat we het niet goed aanpakken. We zijn bijna een eeuw verder en er is enkel een kluizenaar achtergebleven, een oude mummie die zich op eilandje heeft teruggetrokken, mensen minacht, zich wreed verdedigt tegen binnendringers en schatten verzamelt waar hij niets mee kan. Tegelijkertijd, zo lees ik erin, heeft het ook geen zin om de jiniri (Israël) uit te schakelen wanneer je de Sleutel vervolgens bij een bloeddorstige en oppermachtige partij neerlegt.

Het een na laatste verhaal in de bundel is tevens het titelverhaal. Welkom, mijn prooi is een aaneenschakeling van episodes. Deze geven voor mijn gevoel een tijdpad weer, namelijk van de jaren 90 tot het heden. (Bij dit laatste moeten we in gedachten houden dat de bundel tot stand kwam tijdens het eerste presidentschap van Trump, met hoogstens een enkel verhaal van daarna.) Ik lees er verwijzingen in naar de aanslagen op het WTC, naar Wikileaks met hun onthullingen over martelpraktijken door de CIA, naar de in het onderwijs uitgezonden moraal van ‘goed versus boosaardig’, naar de confrontaties met terrorisme en ten slotte naar Amerikaanse verkiezingen, waarbij ik aan die van 2016 denk. Aan het einde slokt het kind de vader op, wat ik interpreteer als dat we met Trump oogsten wat we, onbedoeld of uit eigenbelang, hebben gezaaid. Hiermee zegt dit verhaal iets over waar we nu staan.

Een zelfde ‘nu’-gevoel zit in het laatste verhaal, Leugens geschreven in profetenbloed. De verschillende ‘religies’ zoeken elkaar op, waarbij naast Ormazd als ‘het goede’ ook Isis en Mithra betrokken zijn. Isis speelt in de rest van de bundel een kleine rol, maar ze wordt geassocieerd met alomtegenwoordige maan die staat voor de geheime diensten en de verholen diplomatie. Mithra, de Stierengod, heb ik vooral gezien als een symbool voor de verkiezingsstrijd. Hoe dan ook, men zoekt elkaar op en probeert zich, gedreven door machtswellust en financieel belang, te verenigen. Het resultaat mag er wezen. ‘Twee miljard gelovigen, die het voor het eerst in de geschiedenis eens waren over de Wereld, het Universum en alle Grote Raadselen. Die nog maar één heilig boek hadden en dat voor de onwrikbare waarheid hielden.’ Alle wetenschap verwaait, de aarde wordt een stenen discus. ‘Draai het terug!’ roept Esme, een van de intriganten. ‘Ik bedoelde het niet zo!’ Want degenen die hier het meest verliezen zijn zij die het veroorzaken en het later betreuren: de mensen met oog en respect voor wetenschap en waarheid die lastige discussies over religie en politiek maar liever vermijden om de goede sfeer te bewaren. Hiermee sluit de bundel af met een waarschuwing. Welkom, mijn prooi kan inderdaad geen dystopie worden genoemd maar wel grimdark.

 

Cryptogrammen

Deze thematiek al lezend naar boven halen was bepaald geen sinecure. Ik heb de bundel meermalen moeten herlezen, waarbij ik vaak snel een gevoel had van ‘er zit wat’, maar vervolgens geen flauw idee waar en wat dan precies. Ik merkte dat ik bij elke herlezing trager ging lezen. Tengs verhalen vragen om een steeds dieper inzoomen op zinnen, op woorden.

Ter illustratie een korte Engelstalige verhaaltekst die in een notendop zijn werk- en denkwijze lijkt te demonstreren. Het is het ‘verhaaltje’ dat hij schreef bij een afbeelding getiteld Lucifer’s Blood and the Antigrail in november 2023. Zoals vaker was dus ook hier het beeld de aanzet.

In the famous duel at the edge of the pit, Michael’s flaming sword touched Lucifer’s left hand. The dark angel’s riposte cut off Michael’s right earlobe and any competent icon painter knows always to hide that ear with a curl of golden hair. A wound from Michael’s blade never closes, though, and Satan’s wife Lilith catches every drop of seething blood in the Antigrail. From there it is distributed to all the places where it causes the most harm. A drop might be added to the morning espresso of a politician or the glass of buttermilk of a ranting preacher. It could also be the missing ingredient of the bowl with orange juice and Southern comfort at a MAGA convention or a PVV celebration. Unlike the more famous Sangrail the Antigrail was never lost and is still in daily use.

Gezien de verwijzingen aan het einde naar concrete politieke zaken zoals Trump en de PVV mag worden aangenomen dat geheel een samenhangende bedoeling heeft. Maar wat is het verband tussen het begin en het einde? Ik ga zin voor zin door de tekst heen en geef onderstreept mijn associaties erbij weer.

In the famous duel at the edge of the pit, Michael’s flaming sword [daar hebben we de Cirkelzee weer als symbool voor de wereldorde] touched Lucifer’s left hand [politiek links, dat dus wordt gedemoniseerd]. The dark angel’s riposte [klinkt als een sportduel] cut off Michael’s right earlobe [politiek rechts, dat dus het ‘goede’ vertegenwoordigt] and any competent icon painter [iemand die politiek rechts als heilig neerzet; hier zit ironie] knows always to hide that ear with a curl of golden hair [dus de politiek rechtse kant moet elegant aan het zicht onttrokken worden]. A wound from Michael’s blade never closes [geldingsdrang], though, and Satan’s wife Lilith catches every drop of seething blood [‘gerechtvaardigde toorn’] in the Antigrail [woordgrapje: kruising tussen Sangrail en Antichrist, dat ook de nadruk legt op tegenstelling, immers: ‘niets is zo overzichtelijk als gouden zonlicht tegen gure duisternis’]. From there it is distributed to all the places where it causes the most harm [of gewone mensen daar last van hebben is dus niet van belang]. A drop might be added to the morning espresso of a politician [politici maken het tot beleid] or the glass of buttermilk of a ranting preacher [evangelisten beïnvloeden mensen ermee]. It could also be the missing ingredient [dus niet zichtbaar maar wel aanwezig] of the bowl with orange juice and Southern comfort at a MAGA convention [gewoon een coctail, of is dit ook een knipoog naar het haar van Trump?] or a PVV celebration. Unlike the more famous Sangrail the Antigrail was never lost [ironie of sarcasme] and is still in daily use [geen vrolijke gevolgtrekking].

In een tekst van Tengs hand zijn details essentieel. Ze hebben allerlei functies: ze leveren ironie, ze geven via intertekstualiteit een symbolische context (die beslist niet conform de brontekst hoeft te zijn), en ze verwijzen naar bestaande personen, standpunten en actuele ontwikkelingen. Daarmee zijn zijn verhalen een soort cryptogrammen. Ze vragen je om heel rustig te lezen, om alle details echt tot je te nemen, om dingen te visualiseren of te associëren met wat er in de wereld gebeurt of is gebeurd, om opvallende zaken op te zoeken, en vooral om ze vaak te herlezen zodat de details zich in je hoofd kunnen nestelen. Dan kan het zomaar zijn dat je een week later, terwijl je in de supermarkt je aankopen staat te scannen of je nog eens omdraait in je warme bed, ineens denkt: ‘O wacht, bedoelde hij dát soms?’

 

Algemene verteltechnieken

Zoals uit bovenstaand verhaaltje over de Antigrail ook al blijkt, weeft Teng zijn verhalen met meerdere verteltechnieken.

Afgaand op de premisse van de bundel en de profilering ervan op de achterkant als ‘Veertien gloednieuwe Duizend-en-een-nacht verhalen’ is intertekstualiteit de meest voor hand liggende techniek. Dat valt eigenlijk reuze mee. De intertekstualiteit zit hem vooral in de aanwezigheid van dezelfde exotische, avontuurlijke sprookjessfeer als die in de beroemde Arabische verhalencollectie. Met wat algemene kennis van Sindbad en Aladdin komt de lezer ver genoeg. Sterker aanwezig zijn verwijzingen naar de drie monotheïstische wereldgodsdiensten, in de zin van de strijd tussen goed (God) en kwaad (Duivel) die daarin centraal staat. Meer op achtergrond zijn er verwijzingen naar andere religies en mythologieën, zoals het Zoroastrisme.

Directe verwoording van thematiek is af en toe terug te vinden in de dialoog. Een voorbeeld daarvan is de al genoemde djinn in De zegelsnaaiers van Jorsaleem die vertelt dat geen verschil is tussen djinns en aartsengelen. Veel vaker is er sprake van verbale ironie, dus van een dubbele bodem in een ogenschijnlijk eenduidige opmerking. Voorbeelden daarvan zijn ‘gerechtvaardigde toorn’, of dat van Salomo wordt gezegd dat hij de Cirkelzee ‘creëerde’. Deze ironie betreft meestal het gevoel van superioriteit dat aan Westerse zijde ten aanzien van vooral het Midden-Oosten bestaat, moreel of anderszins.

Ooit, in de tijd van koning Salomo, waren de meeste van deze landen woestijnen geweest of velden met verwilderde doornstruiken die enkel geschikt waren voor geiten. De Cirkelzee had alles veranderd door een groene mantel over heel Perzië te draperen

Deze regels uit Leugens geschreven in profetenbloed zitten al op de rand van het sarcasme, en met name in Het verhaal van de sluipmoordenaar gaat de ironie regelmatig over in expliciete woede over de totale gewetenloosheid waarmee geld- en machtgedreven individuen hun doelen bereiken.

Structurele ironie, waarbij de schrijver iets zegt wat de lezer doorheeft (of zou moeten doorhebben) maar de verhaalpersonages niet, is eveneens breed aanwezig. Ik noemde al de sprekende spiegels die er niet zijn en de cirkelvormige krater die wordt geslagen met een recht zwaard. Minder opvallend is het gegeven dat alle machtsobjecten die door personages worden verkregen aan het einde van de verhalen stilletjes uit het zicht verdwijnen. Dat Ottocar met de raceschildpad heeft geknoeid, zijn we aan het einde van Wandelen in de maanschaduw al weer vergeten. Aäron in De zegelsnaaiers van Jorsaleem, een niet bijster snugger en nogal conservatief type, heeft na afloop van de avonturen de ring van Salomo in zijn bezit. Die ring geeft hem de beschikking over een volmaakt gehoorzame dienaar zonder eigen wil die al zijn bevelen opvolgt. In de epiloog van het verhaal lezen we enkel dat hij als emir nog 123 jaar over Samarkand regeert en bij zijn onderdanen een goede reputatie heeft. Fijn voor die onderdanen, maar niet geruststellend voor de wereld.

Het leggen van parallellen met de actualiteit gaat in speculatieve fictie vaak via de allegorie. Deze vorm van beeldspraak kom ik in Welkom, mijn prooi echter nauwelijks tegen, wat ongetwijfeld aansluit bij de aversie van de schrijver tegen boodschappen en belering. Symboliek is wel te vinden: de Eeuwige Karavaan als symbool van het eindeloos in cirkels draaien van een conflict, de maan als terugkerend symbool van heimelijke intelligence en spionage, de stieren van Mithra als een weergave van verkiezingsstrijd. Maar het meest gebruikt is de parallel via verwijzingen naar de actualiteit. Het gaat hier om al die kleurige, fantasierijke, exotische details en personages die een Tengverhaal vanaf het begin zo herkenbaar maken. Omdat deze parallelvorm zo vaak voorkomt in de verhalen, licht ik dit in meerdere paragrafen nader toe.

 

Getallen

Getalsverhoudingen zijn meermalen te vinden, meteen vanaf het begin. Salomo’s zwaardslag doodt een kwart van alle mensen. De windgeest die het verhaal aan Nasira vertelt zegt:

‘Hij was de grootste moordenaar uit jullie hele geschiedenis (…), een monster. En nog steeds zingen de engelen zijn lof en prijzen de priesters hem.’

De lezer die naar een mogelijke kandidaat of gebeurtenis zoekt en ook die wonderlijke cirkelvormige krater in aanmerking neemt, komt al gauw uit bij de nucleaire genocide van 1945. Inderdaad kwamen in Hiroshima en Nagasaki volgens de meest conservatieve schattingen 150.000 mensen om het leven, een kwart van de bevolking van beide steden samen. Hiermee wordt de hele context dus neergezet, met de Amerikaanse president (Truman) als Salomo, strijder voor het ‘goede’ en bejubeld door zijn ‘priesters’ in alle landen van de Cirkelzee.

Ook in andere verhalen zijn verhoudingen te vinden. Zielenzijde spreekt van een man-vrouwverhouding binnen de karavaan van 3:1. Vanwege verschillende andere details in het verhaal kwam ik uit op de joodse en niet-joodse bevolking van Israël en daarmee dus dat land. In Godenwoorden, in goud geschreven op een krabbenschild (een later Cirkelzeeverhaal in De zoon van de Basiliskenporder) luidt de opening: ‘Bij sommige krabben uit de Cirkelzee stonden citaten van de Avesta op het schild gekalligrafeerd. Prachtige letterslingers, uitgevoerd in puur bladgoud. Zulke krabben waren echter zeldzaam: hoogstens één op de vijfhonderd.’ Die verhouding betreft het joodse deel van de wereldbevolking, waarmee verhaal thematisch direct een richting krijgt.

Getallen spelen sowieso belangrijke rol door de verhalen heen. Zodra je er bij het lezen op gaat letten, struikel je erover. Steeds weer terugkerend zijn 9 en 5. Niet verrassend, want deze getallen liggen aan de basis van de kernwapenwedloop en de machtsverhoudingen in de wereld. Immers, de vijf kernmachten die als enige volgens het Non-Proliferatieverdrag uit 1968 kernwapens mogen hebben (de VS, Rusland, China, het VK en Frankrijk) vormen de permanente bezetting van de Veiligheidsraad van de VN. De overige vier (India, Pakistan, Israël en Noord-Korea) hebben een wisselende status op de lijn van ‘goed versus boosaardig’ en worden daarom op verschillende wijzen beoordeeld en bejegend. In de bundel vinden we daarom 9 trappen langs de kraterwand, die 5 kilometer hoog is. We vinden ook 9 veldheren, 9 bevers, 5 pauwen, en ga zo maar door. Er is een gokmeester die vraagt hoe Ottocar op een raceschildpad wil inzetten: ‘Bij de eerste vijf kan ook en negen voor elke munt die jij inzet is toch ook een mooie winst?’ Dit zegt veel over de race en over de partijen die in deze wapenwedloop wedden op allianties met de grootste financiële baat.

 

Verhaalomgeving als betekenisdrager

In Een ketting van ghûlklauwen wordt de thematische context neergezet door het verschaffen van een stukje couleur locale. Daarbij is die locatie niet van belang, wel de associaties die de lezer maakt. Dit verhaal speelt zich af in Alexandrië, en verder varen de broers in een felucca en kunnen hun bevers met hun staart ‘een volgroeid nijlpaard de schedel inslaan’. Drie van dergelijke geografische hints staan er bij Teng niet voor niets, zo is mijn indruk intussen. Kennelijk is er iets met Egypte. Wie de opvallende details aan het begin en de bootreis van de broers en hun liftster goed bekijkt, ontwaart een tijdpad. Het verhaal beslaat de jaren 90 tot november 2020, toen de Mossad de hoogste Iraanse kernwetenschapper in een hinderlaag lokte en liquideerde. Nu had de VN in de eerste twintig jaar van die periode een nogal Egyptische kleur: Boutros Boutros-Ghali was Secretaris-Generaal van 1992-96 en Mohammed Elbaradei was van 1997 tot 2009 Directeur-generaal van het Internationaal Atoomenergieagentschap. (Elbaradei duikt vaker op in de bundel. Na zijn vertrek bij het IA was hij actief in de binnenlandse Egyptische politiek, waar hij, zoals Schelpenwoorden, zeewiertaal het formuleert, zich status verwierf met ‘het tegen de grond worstelen van een brullend nijlpaard’. In Het smeden van demonenzwaarden, een handleiding komt hij nog even terug in de vorm van een toverspreuk die een vlam tot doven brengt.) Omar, de verteller van Een ketting van ghûlklauwen, kunnen we zien als de bedaarde Boutros-Ghali, zijn oudere broer Gusman (Spaanse naam!) als diens Peruaanse voorganger Pérez de Cuéllar. De bevermannen worden neergezet als ‘dreggers’ maar ook als ‘schaapherders’. Hun 9 bevers zijn natuurlijk de 9 kernmachten. Die laten zich niet haasten en hebben geen boodschap aan Omars stok die (weet hij heel goed) ook meer bedoeld is om straathonden van zich af te houden. In dit nogal krachteloze geheel duikt Farysia op, een pittige en onverbloemd flirtende jonge meid van de Eeuwige Karavaan (Israël). Ze vaart mee met de broers door een serie kanalen. Die kanalen blijken van dichtbij bekeken het tijdpad te beschrijven van de presidentschappen en de acties richting Iran. We beginnen op 50 mijl afstand van Jorsaleem. Als de krater de wereldorde sinds die gruwelijke atoombommen symboliseert en we daar 50 jaar na zitten, dan komen we eind jaren 90 uit, toen Iran echt van start ging met zijn nucleaire wapenprogramma. Het ‘gapend zwart gat in de kraterwand’ van 2 mijl doorsnede correspondeert netjes met de periode 2001-2003, toen de ogen van de wereld op de WTC-aanslagen en de ‘War on Terrorism’ waren gevestigd en Iran stilletjes kon doorgaan met uraniumverrijking. Na het gat volgt een kanaal van 6 mijl, samen het achtjarig presidentschap van George W. Bush. De kraken bevindt zich bij Sluis 46, zegt Gusman. Joe Biden werd eind 2020 gekozen tot 46e president van de VS, en terugtellend komen we dan inderdaad een viertal ovalen stuwmeren (Amerikaanse kabinetten, oftewel de Oval Office) tegen. Dit klinkt nogal boekhoudkundig allemaal, maar de lezer krijgt ook een gevoel bij de presidentschappen: die van Bush is ‘olieachtig’ en verlicht met ‘spooklichten’. In die van Obama is er ruimte voor minnekozen en kan Omar zich ontspannen: ‘Al zijn angst was verdampt, opgegaan in de oneindig blauwe hemel’. In de periode van Trump worden de broers bevangen door trots en angst voor gezichtsverlies. Eenmaal aangekomen bij de sluis reageren de 9 bevers als gestoken op de binnengedrongen kraken. Het is Farysia’s door de maan (intelligence) gedreven pijl die het monster uitschakelt. Als Omar ’s avonds wordt uitgenodigd bij het kampvuur van de Eeuwige Karavaan, maakt hij kennis met Farysia’s familie. Met haar stiefvader Hyunne, een absurde naakte verschijning die behalve een bandelier met kristallen gifpegels ook een glazen kromzwaard grijpgereed over zijn schouder draagt in een onzichtbare draagband. En met haar vriendje Feisal, die zich kennelijk met landmacht (gruwvogels) bezighoudt. Ze vinden hem nogal komisch.

 

Kleuren en vlaggen

De VN is in de regel snel te herkennen zodra iets (hemels)blauw of azuur is. Israel wordt paar maal aangeduid in de vorm van een blauwe ster. De Amerikaanse vlag zien we in Vrijduiken naar Leviathandril in de diepte van de Cirkelzee, waar strepen van broeierig rood langs de lijven van de roofvissen glijden. In de Engelse versie van dit verhaal zijn de Stars and Stripes nog duidelijker te herkennen: ‘flickering stripes of brooding red and baits of a cold blue.’ Blauw en rood komen ook nogal eens samen voor, waarbij dan een verband met de twee grote Amerikaanse politieke partijen te leggen is. Als natie zien we de VS terug in de vorm van kapitein Sem. In De zegelsnaaiers van Jorsaleem wordt hij neergezet als een piraat met een driepuntige baard die rood, blauw en goud is geverfd. Ik zie hier een verband met de vlag van Delta Kappa Epsilon, een studentencorps waar beide presidenten Bush en meerdere andere invloedrijke Amerikanen lid van waren. Wie de insignes van dat corps opzoekt, begrijpt ook waarom meermalen wordt gezegd dat Sems schip een klimmende leeuw als boegbeeld heeft.

 

Steden

Met de personages vaart de lezer over de Cirkelzee en bezoekt de steden op de rand ervan. Bij elke stad worden wel enkele kenmerken genoemd die een hint geven naar de ‘spiegelstad’ in de actualiteit waar we aan kunnen denken. Jorsaleem lijkt mij voor New York te staan, met zijn ‘pakhuizen’ en koffietentjes, met vele blauwe en rode koepels en met het mausoleum van Salomo, dat ik dus interpreteer als Ground Zero. In bredere zin kan Jorsaleem als de heilige stad van de wereldorde ook worden gezien als Amerika. Damascus associeer ik met Genève en met het bankwezen. Tot die conclusie kwam ik door dezelfde manier van associëren die ik hierboven toepaste bij Een ketting van ghûlklauwen, alleen dan niet met Egypte maar met Zwitserland. De Khan van Damascus heeft haar zo wit als sneeuw en zijn afgehakte hand is ooit vervangen door ‘een klokwerk van Byzantijnse raderen’. Wat die sneeuw betreft: geestig is de reflectie van de Khan in De eierschaalhouwer en de Rukh als hij treurt over zijn nogal schamele mausoleum-in-aanbouw:

‘Hij zuchtte en zijn schouders zakten omlaag. De Khan van Damascus had die ochtend een nieuwe strook wit in zijn baard gevonden.’

Bij hem zal de ‘sneeuw’ zich steeds verder uitbreiden, op de Zwiterse skipistes helaas niet. Basra wordt een paar maal genoemd. Deze stad voelt aan als spiegelbeeld van Nairobi, evenals als Genève een bijkantoor van de VN, maar misschien ook van Afrika in bredere zin. Het is weliswaar een ‘schatkist’, maar de huizen klampen zich ‘als smoezelige wespennesten vast aan de puinhellingen’ en de palmbladeren zijn verdord. Wie foto’s van Nairobi op Wikipedia bekijkt, ziet zowel futuristische hoogbouw als verbijsterend trieste sloppenwijken.

Piraten

Zoals ik hierboven al stelde ‘is’ Nasira-annex-Achmed, de verteller van Alle landen van de Cirkelzee, Barack Obama. Dat dat zo geïnterpreteerd kon worden, drong tot me door toen ik in het verhaal de ‘Zeven reizen van Achmed de Drieste, één verhaal voor elk jaar dat hij over de Acht Zeeën zwierf’, bekeek. De tweede reis trok in het bijzonder mijn aandacht:

Of hoe zijn schip langs het Magnetische Eiland voer dat alle spijkers uit de romp trok. Achmed had zijn ruim echter gevuld met opgeblazen schapenmagen, zodat hij ongedeerd voorbij dreef op zijn vlot. Waarna hij een mooie winst maakte toen hij een maand eerder in Saheelan arriveerde dan al zijn concurrenten.

Dit is natuurlijk een prachtige manier om kredietcrisis van 2010 te beschrijven, eentje vol ironie voor de lezer die niet alleen de laatste zin maar ook elke formulering daarvóór goed tot zich laat doordringen. Met dat verband vielen meerdere (hoewel zeker zeker niet alle) van de reizen op hun plaats. Ook in het begingedeelte van Alle landen van de Cirkelzee zitten veel subtiele parallellen met de verkiezingscampagne en het presidentschap van Obama, de Afro-Amerikaan (meisje) die weet dat hij als blanke (jongen) meer kansen zou hebben om in het Witte Huis (het mysterieuze Mahdi-eiland) te komen.

Kapitein Sem is een terugkerend personage in de verhalen. Ooit was hij prinses Semiramis die zich verborg op het schip van Achmed, ontdekt werd, misschien diens minnaar werd en zowel het schip met de 9 masten als het mannelijke geslacht kreeg toen Achmed zich weer als de vrouw Nasira terugtrok. Als Nasira/Achmed voor Barack Obama staat dan kunnen we Sem alleen maar aanmerken als Donald Trump. Sems focus op ronde en stevige billen is heerlijk ironisch, evenals de latere opmerking dat zijn vele vrouwen zich als gezegend beschouwen met een man die ‘zo dapper en tegelijk zo teder was, zo begripvol over wat een vrouw wilde en nodig had’. Maar de piraat Sem lijkt in bredere zin te staan voor elke Amerikaanse president en in dat opzicht voor de VS als natie. In Wandelen in de maanschaduw komen we Sem in tweevoud tegen. Verteller Ottocar heeft zich tijdens het Festival van Lamagesh de Onzegbare vermomd als Sem, compleet met tulband en parel. Hij is perplex als hij zijn spiegelbeeld tegen het lijf loopt en met een verrukkelijke, hese stem wordt aangesproken. ‘Je kunt geen kapitein Sem zijn,’ roept hij. ‘Je bent een meisje!’ Dat kan dus wel, zoals ze hem geduldig uitlegt. Vóór Achmed was Sem immers Semiramis. ‘Wij zijn allebei kapitein Sem, alleen ik, dat is ervoor en jij daarna.’ Hiermee wordt Sem onvermijdelijk ook George W. Bush, de voorganger van Obama. Dat ‘Sem’ nogal lijkt op ‘(Uncle) Sam’ zal geen toeval zijn.

 

Een steppenkrijger

Als laatste personage noem ik Waikikri, die ik moeilijk wist te identificeren. Ik ben uitgekomen bij de VN (concreet zelfs bij huidige Secretaris-Generaal António Guterres) op grond van meerdere signalen. Ze is verbonden aan Damascus (Genève dus) en is de dochter van de ‘Veelvraat van het Noorden’, een titel die veelzeggend afgekort kan worden. Ze wordt neergezet als een steppenkrijger, een felle en bekwame vechter, met scarificatie op haar wangen en versierselen van uilenschedels en ravenveren. Dit komt wat Indiaans over en ik vroeg me af of er een verband is met de Six (vroeger Five) Nations van de Iroquois, die een inspiratie schijnen te zijn geweest voor andere federale en internationale samenwerkingsvormen. Uit De eierschaalhouwer en de Rukh blijkt verder dat zij verre van gelukkig is met de kernwapenwedloop. Zij wendt zich tot de eierschaalhouwer met een magisch ei dat door haar moeder werd gemaakt om haar als baby te beschermen. Zodra een demon het wiegje nadert om de ziel van het kind te stelen, slurpt het ei de demon namelijk op.

‘Mijn moeder is een befaamde sjamaan, waardoor haar dochters ziel bijzonder waardevol is. Toen het ei de negende en laatste geest opslokte, schilderde ze haar zegel op de schaal om ze binnen te houden.’

Shamir tuurde naar het ei. Het zegel was niet meer dan een rij wazige vlekken.

‘Is het vervaagd?’

Ze knikte nadrukkelijk, spreidde haar handen, en hij zag de angst in haar ogen. Angst die vast jaren de tijd had gehad om te groeien. ‘Zodra het symbool weg is, breken ze uit. Tweeëntwintig jaar cirkelden ze daar rond, uitgehongerd als wolven in de Fimbulwinter.’

Shamir gaat ermee aan de slag:

Met de scherpte van zijn goede oog werden de piepkleine vlekjes een band van duidelijke pootafdrukken, ongetwijfeld die van een veelvraat. Vijf ovalen, elk bekroond door de streep van een klauw.

Ik lees dit als een symbolische weergave van de teloorgang van het Alomvattend kernstopverdrag, dat in 1996 de hoop gaf dat de kernwapenwedloop na het einde van de Koude Oorlog eindelijk tot het verleden zou behoren. Tijdens het eerste presidentschap van Trump werd duidelijk dat dat een illusie is. Over het verband tussen Shamirs ‘reparatie’ van dat verdrag en het ‘tot leven wekken’ later van de 2.000 stralende gezichten van zijn geliefde Malika, kan de lezer nadenken. Over Waikikri merk ik nog op dat haar concubineschap in verband kan worden gebracht met het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen, vandaar ook mijn link naar Guterres. Dit omdat in verhalen waarin zij voorkomt opvallend veel nadruk op haar handen ligt. Ik associeer dit met het bekende logo van het Hoge Commissariaat, waarop handen staan die een menselijke figuur omvatten. Dat zij degene is die in Godenwoorden, in goud geschreven op een krabbenschild in de haven van Damascus stenen banken heeft laten neerzetten ‘voor net gearriveerde, nog zeezieke reizigers’, past daar mooi bij. Dat zij en ook haar overleden echtgenoot rustig raceschildpadden en demonenzwaarden aanschaffen, verwart me wat.

 

Taal en beelden

Ik heb nu een aantal betekenisdragers benoemd en toegelicht en zou er nog veel meer kunnen noemen. Bijvoorbeeld het getal 14 in Zielenzijde of het getal 73 in En boetseer Irems koperen muren eens te meer uit het geduldige zand, maar ook (bijna-)anagrammen zoals het geestige ‘Emir Atelbrandplein’ en het serieuze ‘Ifdalith’. Of de ‘op een na oudste broer’ die plaatsneemt op de fenikstroon in Vrijduiken naar Leviathandril, of het bosje ooievaarskruid en de vreemde handbeweging in Het smeden van demonenzwaarden, een handleiding (om over de achternaam van de smid in dat verhaal nog maar te zwijgen). Wie er eenmaal oog voor heeft gekregen zal bij het lezen van een verhaal van Teng, om het in de woorden van Nasira te formuleren, nooit meer een vaas enkel als vaas kunnen zien.

Ik wil alleen nog iets zeggen over de inzet van taal, omdat dat voor mijn gevoel zo essentieel is voor hoe deze schrijver denkt en schrijft. Wie hem op Facebook volgt, weet hoe subtiel (en vaak ironisch) hij zich soms in een bericht of zelfs korte reactie kan uitdrukken. In Welkom, mijn prooi zijn veel voorbeelden te vinden van onopvallende woorden die richting geven aan de bedoeling. Een pasgeboren lam wordt ‘neergehaald door een gier’, een kampvuur wordt aangeduid als het ‘nachtelijk vuur’ waarvoor Ahriman en zijn duivels hopelijk terugschrikken. Een demonenzwaard moet ‘geactiveerd’ worden. De ghûls die de Eeuwige Karavaan aanvallen zijn ‘snel als renpaarden’, wat bij mij onmiddellijk een associatie oproept met een geliefde sport onder rijke Arabieren. De ‘opengebroken vestibules’ daarentegen klinken in de context van grafgeesten als graven maar wijzen misschien eerder op verwoeste Palestijnse woningen. In deze en andere voorbeelden wordt taal ingezet als een poëtisch instrument, waarbij meerdere betekenissen van een woord worden ingezet.

 

Conclusie en persoonlijke leesbeleving

Wat ik hierboven schreef over subtiel taalgebruik is, naast de thematiek van de bundel, wat me voor deze schrijver wint, en wat me motiveert om zijn verhalen langzaam en aandachtig te lezen en tijd te willen steken in het internaliseren ervan. Teng schrijft speculatieve fictie die meer raakvlakken vertoont met poëzie dan met het eerder op de psychologische ontwikkeling gerichte literair proza. Net als bij poëzie kom je als lezer per definitie niet tot een eenduidige interpretatie. Hoewel de gelaagdheid in mijn optiek beslist opzettelijk is aangebracht, blijven de verhalen ambigu. De lezer is onderdeel van het verhaal. Mijn duiding van de verhalen en de thematiek mag dan ook door iedereen in twijfel worden getrokken. Wat niet wil zeggen dat de exotische sprookjes in deze bundel voor zoete koek geslikt moeten worden. Wie met enige zorgvuldigheid leest, hoort te zien dat een verhaal als Een ketting van ghûlklauwen voor geen meter klopt.

Ik ben ruim drie maanden bezig geweest met Welkom, mijn prooi. Het is met uitzondering van mijn onderzoek binnen het oeuvre van Jack Schlimazlnik tot dusver mijn langste en meest intensieve investering in een schrijver geweest. Als ik de uren vrije tijd die erin zijn gegaan tegen het minimumloon uitbetaald had gekregen, had ik een tamelijk riante vakantie kunnen bekostigen. Ik ben intens gefrustreerd geweest, ik heb me meermalen voorgenomen om na het ‘verzilveren’ van mijn tijdsinvestering in de vorm van dit artikel nóóit meer iets van Teng te lezen. ‘Een diepere laag of belerende achtergrond probeer ik actief te vermijden en als het er toch in zit is dat organisch ontstaan’ – amehoela.

Een groot deel van de tijd heb ik online doorgebracht, zoekend via de zoekmachines en lezend op Wikipedia. Meermalen heb ik in de verleiding gestaan om mijn vragen maar voor te leggen aan Copilot of Gemini. Bijvoorbeeld: ‘Is er behalve Ronald Reagan nog een ander bekend persoon in de wereldpolitiek van de afgelopen 30 jaar die zelf acteur is geweest én een broer of zus heeft die eveneens acteert?’ Ik heb het niet gedaan, uit piëteit met deze AI-hatende schrijver, maar meer nog omdat ik het nu eenmaal als mijn missie zie om speculatieve kortverhalen vanuit een lezersblik te analyseren en de waardering te geven die ze verdienen. Dan is de inzet van AI ronduit een zwaktebod. Maar toch. Aan het einde van de rit kon ik alleen maar concluderen dat de oogst van mijn toewijding vrij mager was. Want mocht alles wat ik hierboven heb benoemd en beargumenteerd de indruk wekken dat ik een volledig begrip heb gekregen van elk verhaal: nee. Alleen bij Een ketting van ghûlklauwen heb ik enigszins een gevoel van zekerheid. De andere verhalen hebben me overwegend achtergelaten met een gevoel van de richting die de schrijver heeft beoogd plus een aantal passages waarvan ik het actuele verband kon koppelen aan die richting. Maar regelmatig kon ik zelfs die koppeling niet maken en bleven passages zweven.

Toen de exercitie richting een afronding ging, heb ik ook een paar verhalen uit De zoon van de Basiliskenporder gelezen. Ik was namelijk benieuwd of die vazen inderdaad iets anders dan vazen voor me waren geworden. Dat was beslist zo. Al bij de inleidende alinea’s van Waar de koperen torenhanen kraaien, bijvoorbeeld, begonnen in mijn hoofd radertjes te draaien. ‘Madelon kwam uit een dorpje zo diep in de Bijbelbelt dat de koperen torenhanen ’s ochtends luidkeels kraaiden,’ zo lezen we, en ze heeft ook nog ogen zo blauw als korenbloemen. Dan zal het verhaal wel gaan over de VS en iets met de Democrats, concludeerde ik, al is het ogenschijnlijk gesitueerd in Utrecht en een stoffig Gelders dorpje. Verderop kwam ik nog een paal tegen die onnodig wordt aangeduid als ‘linkerpaal’, er zijn opvallende getallen en er is een ouderling Mihael, in wie we misschien weer de aartsengel kunnen herkennen. Het meisje heet dus Madelon en er is een perenteler genaamd Aldebrecht. Hm. Goed, stel dat dit verhaal iets met Madeleine Albright en (politiek) conservatisme te maken heeft, hoe zit dat dan? Hoe komt het verhaal over een student die wordt uitgenodigd bij de diep religieuze familie van zijn nieuwe vriendinnetje daarmee samen? Wat zou ik allemaal moeten opzoeken?

Daarmee heb ik meteen het grootste bezwaar van dit type verhalen benoemd. Wie diepere lagen in Welkom, mijn prooi wil vinden, heeft aan de bundel alleen niet genoeg. Het succes van de verhalen is sterk afhankelijk van de kennis van de individuele lezer, of diens bereidheid om op zoek te gaan. Ook het verstrijken van de tijd speelt een rol. Bij ‘de Kleine Hussein’ krijg ik (geboren in 1969) meteen een beeld van de kleine, glimlachende, in keurig pak gestoken man die in de jaren 90 zo vaak op journaalbeelden te zien was. De jongere generatie heeft dat beeld niet meer. Veel van de verhalen in Welkom, mijn prooi hebben een beperkte houdbaarheid.

Zonder inzicht in de diepere lagen zijn deze verhalen ook niet echt sterk te noemen. Vaak zijn het niet veel meer dan aaneenschakelingen van korte episodes zonder een echte spanningsboog. We zijn ergens, er gebeurt iets of er wordt iets gezegd, en we gaan door naar de volgende plek of handeling. Het is vaak in die episodes waar hints zitten naar de actuele context. Sterker nog: ik kan alleen maar concluderen dat die actuele context verklaart waarom het verhaal op dat moment zo loopt als het loopt. De onderliggende bedoeling bepaalt de gebeurtenissen, het verhaal is niet autonoom. Ik noemde al het titelverhaal, waarin de verteller tijdens een achtervolging dingen ziet en meemaakt die als parallellen met de actualiteit kunnen worden gezien. Het resultaat heeft een hoog en-toen-en-toen-gehalte. De eierschaalhouwer en de Rukh is vanwege de overwinning van de slimme, gekoeioneerde Shamir over zijn veel machtiger opdrachtgevers weliswaar tevredenstemmend, toch is het verhaal veel te lang. Steeds wordt het weer opgehouden door details of langere passages die niets toevoegen, zoals de verhalen die de avonturiers bij het kampvuur vertellen. Je voelt aan je water dat daar ‘wat zit’, maar als je de actualiteiten niet herkent dan blijft een vrij zwak geheel over. Daardoor beklijven ze nauwelijks. Inmiddels heb ik ze zo vaak herlezen dat ze behoorlijk op mijn netvlies zitten. Toch springt bij het lezen van een titel of een beginalinea zelden het volledige verhaal in mijn hoofd. De verwikkelingen zijn daarvoor te inwisselbaar.

Een verwant bezwaar is dat de actualiteit die aanwezig is, regelmatig geen verband houdt met wat het oppervlakteverhaal oproept. In fictie staat per definitie de menselijke beleving centraal. Die beleving is zeker niet hetzelfde als ‘emotie’ of ‘psychologie’ maar een verhaal moet je wel kunnen raken door het samenspel van alle factoren: gebeurtenissen, personages, locaties, taal, spanning. Als een verhaal meerdere lagen heeft, dan hoort dat samenspel er ook op het niveau van die menselijke ervaring te zijn, vind ik. De conclusie die je als lezer trekt moet intuïtief kloppen met de onderliggende boodschap, tenzij het de bedoeling was van de schrijver om juist iets tegengestelds te zeggen. In dat geval heb je het over structurele ironie. De structurele ironie die aan het einde van sommige verhalen zit, is voor mijn gevoel herkenbaar voor de serieuze lezer. Maar bij De eierschaalhouwer en de Rukh werkt het niet zo. Als lezer applaudisseer je voor Shamirs slimheid, zeker omdat er al wat foreshadowing was. Je ervaart het dus als een verhaal met een goede afloop. Als je vervolgens over de diepere laag nadenkt dan zijn die 2.000 op scherp staande kernkoppen toch bepaald geen happy end. De paar signalen in de tekst die erop wijzen dat Shamir niet zo’n frisse gast is, zijn onvoldoende om je een gevoel te geven dat daarbij aansluit.

Dat het in Tengs verhalen soms wél kan werken, en glorieus ook, blijkt uit het korte space operaverhaal Sloombootinspecteur dat in De zoon van de Basiliskenporder staat. Het gaat over een verre toekomst waarin de inspecteur uit de titel een generatieschip onderschept voordat het de invloedssfeer van haar planeet binnenkomt. Al snel zag ik aan de hand van de getallen een tijdpad verschijnen, en toen ik een paar dingetjes had opgezocht en het verhaal begon te herlezen en weer te herlezen, opende het verhaal zich als het ware, alsof er vanuit onbekende gebieden in mijn hoofd kleur en betekenis werden toegevoegd aan zinnen en woorden. Het tijdperk kreeg karakter, met verwijzingen naar de politiek, de vluchtelingencrisis van 2015, de bureaucratische definities die bepalen wanneer een vreemdeling ‘mens’ mag heten, en als climax die briljante want gruwelijk onverschillige zin ‘Laat het maar opbranden in de corona.’ Hier komen een oppervlakteverhaal en diepere lagen perfect samen om je als lezer in je hart te raken.

Teng heeft een uitzonderlijk vermogen om met taal, beeld en fantasie diepte aan een verhaal te geven. Helaas staat in Welkom, mijn prooi geen enkel verhaal waarin dat echt tot zijn recht komt. De verhalen zijn niet meer dan weinig beklijvende, in wezen tamelijk monotone sprookjes, waarin intelligente puzzels verpakt zitten voor wie daar plezier aan beleeft. Dat is jammer, want de grimmige thematiek die erin besloten ligt is relevant in onze tijd. Het besef dat de impact van die twee atoombommen nog altijd doorspeelt in de zichtbare en onzichtbare politiek om ons heen, is even belangrijk om door te geven aan volgende generaties als de klassieke boodschap over het gevaar van fascisme. Teng heeft het vertellerstalent om dat zonder gemoraliseer en via een unieke vertelwijze te doen. Het is daarom te hopen dat hij terugkeert bij deze thematiek, maar dan met verhalen die echt memorabel kunnen zijn en blijven.

 

Bronnen

Primair

Welkom, mijn prooi en andere verhalen van de Cirkelzee (Macc, 2021)

De zoon van de Basiliskenporder en duisterder verhalen (Macc, 2025)

Highjacking the Lord of Light, in Jim Pitts en David A. Riley (ed.), Swords & Sorceries: Tales of Heroic Fantasy: Volume 2 (2021). (Dit is de Engelse versie van Leugens, geschreven in profetenbloed.)

Seal Snatchers of Jorsaleem, in Jim Pitts en David A. Riley (ed.), Swords & Sorceries: Tales of Heroic Fantasy: Volume 3 (2021)

Free Diving for Leviathan Eggs, in Jim Pitts en David A. Riley (ed.), Swords & Sorceries: Tales of Heroic Fantasy: Volume 5 (2022)

Lucifer’s Blood and the Antigrail (2023), https://www.deviantart.com/taisteng/art/Lucifer-s-Blood-and-the-Antigrail-996567104
Queen Semiramis Returning from the Wars (2019), https://www.deviantart.com/taisteng/art/Queen-Semiramis-returning-from-the-wars-822505723

The Eastern Knight (2020), https://www.deviantart.com/taisteng/art/The-Eastern-Knight-856471402

Secundair

Facebook (persoonlijk account), https://www.facebook.com/tais.teng.7 (De citaten van 17 mei 2021, 27 juli 2021, 26 augustus 2021, 9 februari 2023 en 20 maart 2025 zijn afkomstig van berichten op dit account.)

Facebook (pagina), https://www.facebook.com/taisteng (De citaten van 15 juli 2020, 10 maart 2024 en 22 december 2024 zijn afkomstig van berichten op deze pagina.)

‘Als de dood voor foutjes in verhalen’, interview door Robin Bruinsma, AD, 9 mei 2007

‘Als ik schrijf dan weet ik niet meer wie ik ben…’, interview in NBD Biblionnieuws 3, september 2008

‘Abstracte kunst heeft meestal geen verhaal’, interview door Arnold de Valk, AD, 28 juni 2017

‘An Interview with Tais Teng’, interview door Scarywhitegirl, Mad Scientist, 6 september 2018, https://madscientistjournal.org/2018/09/an-interview-with-tais-teng/

‘Interview: Tais Teng, A Modern Renaissance Man’, interview door Angelique Fawns, Horror Tree, 2 oktober 2021, https://horrortree.com/interview-tais-teng-a-modern-renaissance-man/

‘Ziltpunk’, interview door John van Hal op de Science Fiction & Fantasy Boekenclub, 1 oktober 2023, https://www.facebook.com/groups/358002511440904/posts/1441015333139611/

 

Laatst bijgewerkt, behoudens tekstuele correcties: 5 november 2025