Johanna Lime, pseudoniem van Marjo Heijkoop (1956) is een schrijver van speculatieve fictie die de laatste tijd op verschillende manieren in de schijnwerpers staat. Ze is dit voorjaar een van de eregasten bij de 9000con in Gent en heeft op Out of this world een serie artikelen geschreven over het maken van landkaarten. Al een paar jaar is ze jurylid bij de Waterloper. Wat kortverhalen betreft is ze de laatste twee jaar ook vrij zichtbaar, met drie publicaties in HSF, een tweede plaats in de wedstrijd ‘De wens’ van Out of this world en een plek in de Fantascify-bundel Nederland in 2084 (2024).
De afgelopen tijd ben ik af en toe kortverhalen van Lime tegengekomen. Tussen de verhalen van anderen vielen ze mij op door hun vaak kleurige verhaalwerelden in combinatie met een erg expliciete vertelstijl. De reden om er eens gerichter naar te kijken heeft alles te maken met de discrepantie die ik op de socials en in andere media zie in de ontvangst van de verhalen. Enerzijds lees ik opvallend negatieve opmerkingen in recensies op Fandata en in Fantastische vertellingen, anderzijds is daar het vertrouwen dat, getuige bovengenoemde activiteiten, kennelijk in Lime wordt gesteld. Dit, gekoppeld aan mijn eigen, niet erg positieve mening over de verhalen, deed me besluiten om er eens een aantal te lezen en te bezien wat er te concluderen valt.
De tien verhalen die bij deze bespreking zijn betrokken (zie lijst onderaan) dateren allemaal van 2019 of later, dit in verband met het overlijden in 2018 van Dinie Boudestein, die tot dat moment de andere helft van ‘Johanna Lime’ vormde. Het leek me niet handig om vermenging met een tweede schrijver te hebben. Verder is de keuze van de verhalen enigszins arbitrair: ik heb simpelweg gelezen wat voor mij makkelijk beschikbaar was. Niettemin denk ik dat de tien verhalen een beeld geven van Limes schrijven over de periode 2019-2024. Het betreft vijf Waterloperinzendingen, drie publicaties in HSF, een Harland-inzending en de inzending voor ‘De wens’.
In deze bespreking ga ik eerst in op de twee zaken die het meest in het oog springen bij Limes verhalen: het type verhaalwereld en de vertel- en schrijfstijl. Daarna benoem ik kort de thema’s die ik zie en de ingezette verteltechnieken. Ik sluit af met een persoonlijke leesbeleving.
Verhaalwereld
De verhalen zijn niet eenduidig onder te brengen bij een subgenre. Die duivelse koeien, De magie van het lorgnet en Een betoverende stem zijn aan te merken als fantasy gesitueerd in een wereld die in essentie lijkt op de onze. De Humayesse en Rode zwammen kunnen worden aangemerkt als moderne fantasy. De Piet Heijn en de pratende hond, Nederland emigreert en Fantoompijn zijn toekomstverhalen, terwijl Moordenaar en Achttien plus zich afspelen in de sciencefantasy-achtige verhaalwereld van enkele van Limes romans. (Moordenaar is zelfs een offspin daarvan, en in dat opzicht dus geen autonoom kortverhaal.) In meerdere verhalen is duidelijk te merken dat ze dateren uit de coronaperiode.
In een blog uit 2022 zegt Lime over haar romans dat ze zich het prettigst voelt bij de etiketten ‘epische space opera’ en ‘science fantasy’. Over een inzending voor de Waterloper 2021 zegt ze in 2024:
Ze gaat hierbij bewust haar eigen weg:
Zelf tref ik in de verhalen ook sterk een tweede lijn aan: het sprookje. Over sprookjes zegt Lime:
Vermenging van meerdere (sub)genres is dus eerder regel dan uitzondering bij Lime. Een voorbeeld van een verhaal waarin de moderne tijd, een verre toekomst en magie door elkaar gehusseld zijn is Nederland emigreert. Naast de wederwaardigheden van een Mark Rutte (kloon van) die per waterfiets het Torentje moet zien te bereiken en een Sylvia Kaag (kleindochter van Sigrid) die wanhopig een vluchtelingencrisis het hoofd probeert te bieden, lezen we over de reis van een ruimteschip naar Gliese 876. Vlak buiten de planeet Gliese 876e komt het ruimteschip in een ‘ruimtestorm’ terecht, waarbij de mayday-boodschap over ‘de brug’ galmt, alsof alles zich op zee afspeelt:
Inderdaad is dit niet zoals het normaal in sciencefiction gaat, maar de storm is dan ook opgeroepen door de magiër die op Gliese 876d aan het hoofd staat van de zilverkleurige buitenaardsen. Magie, space opera en futuristische technieken worden hier dus gecombineerd.
De combinatie van een soms zeer kleurig futurisme, fantasy en een prozaïsche alledaagsheid betekent ook dat Lime in haar verhaalwerelden lak heeft aan ‘hoe het werkt’. In Een betoverende stem houdt een KNO-arts spreekuur in een havenkwartier alsof hij een huisarts is. In De Humayesse is de gang van zaken in het ziekenhuis bepaald niet zoals het daar echt zou toegaan. De manier waarop Mars-onderzoeker Rudolf in Rode zwammen bezig is met zijn microscoop en zijn wetenschappelijke artikel, lijkt mij zowel technisch onjuist als procedureel onwaarschijnlijk. Lime vindt dit soort realisme niet noodzakelijk bij speculatieve fictie:
Vertel- en schrijfstijl
De verhalen worden lineair verteld, waarbij met name in de openingsalinea’s veel achtergrondinformatie wordt gegeven. Een typisch voorbeeld is het begin van Rode zwammen.
Hier wordt het personage met zijn drijfveren meteen aan het begin expliciet en samengevat neergezet.
In de verhalen is eerder sprake van een vertellend dan van een belevend perspectief: het personage beziet van een zekere afstand zijn/haar eigen handelingen en overwegingen. In de tweede alinea van De Humayesse, bijvoorbeeld, is sprake van deze reflectie op afstand:
Actie en keuzes maken, wat er in de grotere verhaalwereld gebeurt en kennis over de verhaalwereld worden hier in één passage genoemd. Door het gebruik van het werkwoord ‘besloot’ hebben de belevingen ter plaatse een ‘vertelde’, een samengevatte vorm. Ook in de rest van de tekst is veelvuldig sprake van dergelijke samenvattende werkwoorden (zien dat, iets opvangen, te weten krijgen, direct doorhebben, het lukte haar).
Daar waar er niet wordt gedacht of geconcludeerd, gaat de meeste aandacht uit naar handelingen en objecten, vooral bezien vanuit de functie daarvan in het verhaal. Het personage doet iets met een object, verplaatst zich in een omgeving of neemt iets in de omgeving waar. Bij dat laatste zijn de zintuigen beperkt vertegenwoordigd. Soms is er sprake van een zintuig dat onderdeel is van de bedoeling en dan een sterke nadruk krijgt. Zo staat in Achttien plus het gehoor centraal, en in Een betoverende stem verschillende aspecten van stemmen, horen, keel, neus en oor. Maar waar dat niet speelt, is vooral het visuele vertegenwoordigd. In Rode zwammen volgen we Rudolf in zijn laboratorium, tijdens een autorit naar de Harz, in het hotel daar en in een bosomgeving. Af en toe verplaatst het perspectief zich naar zijn vriendin Noura, die heks-in-opleiding is. Behalve bij de jeuk op Rudolfs handen, veroorzaakt door het Martiaanse bodemmonster dat daarop terecht is gekomen, wordt de lezer enkel aangesproken via de ogen. De rook van de houtskoolvuurtjes is enkel zichtbaar, de sprookjesachtige omgeving blijkt slechts uit vakwerkhuisjes, en de bosjes kruiden aan het plafond in het huis van een gevorderde heks hangen ‘aan het balkenplafond voor een van de wit gestuukte muren’ maar ruiken kennelijk nergens naar. Ook de climax van het verhaal, het vuurritueel dat de heksen inzetten om Rudolf te genezen van de zwammen, biedt overwegend een visuele aanblik.
Drijfveren en emoties worden zeer expliciet uitgeduid. Bijvoorbeeld in de openingsregels van Moordenaar:
In de verhalen worden ook regelmatig vragen gebruikt om de gedachten van de hoofdpersoon over te brengen, zoals in Een betoverende stem. ‘Was Siri zijn dochter? Of was ze een nimf? Hoe kon het zo zijn dat de schipper macht over haar had en haar als een klein meisje naar bed kon sturen?’ Ook wordt de lezer met kleine, samenvattende zinnetjes geholpen de situatie te begrijpen: ‘Vol spanning wachtte ik af wat er ging gebeuren.’ ‘Hier moest ik meer van weten!’ ‘Ik ging op onderzoek uit.’
Er wordt tekstueel veel herhaald, zoals het verdriet van Valiant en Serafina over de verdwijning van hun achtjarige zoon in De magie van het lorgnet. In dat verhaal wordt ook Valiants drang om het kind te vinden meermalen benoemd.
Samengevat is er in de verhalen dus sterk sprake van een lineaire opbouw, samengepakte achtergrondinformatie vooral aan het begin, een vertellend in plaats van belevend perspectief, de expliciete verwoording van emoties en drijfveren, beschrijvingen die vooral functioneel en visueel zijn, en veel herhalingen. Het is mede deze vertelstijl die mij deed denken dat de verhalen overeenkomsten vertonen met het sprookje of volksverhaal.
Hieraan toegevoegd kan misschien ook nog worden de woordkeuze en zinsbouw. Lime schrijft bewust klare taal. ‘Ik probeer zo eenvoudig mogelijk te schrijven, zodat het verhaal vlot te lezen is,’ zegt ze in een blog uit 2023. Hoewel de zinnen en de woordkeus in het algemeen gevarieerd zijn, is het taalniveau van de verhalen zeer eenvoudig te noemen, met overwegend korte zinnen. Een voorbeeld uit Die duivelse koeien:
De hoofdstukindeling die de meeste verhalen hebben, elk met een titel, draagt ook bij aan een B1-achtige leeservaring.
Thema’s en verteltechnieken
Thema’s die ik aantrof in deze verhalen zijn onder andere: de waarde van diversiteit, bekwame en eigengereide vrouwen die zich verzetten tegen conservatieve en overwegend mannelijke systemen, de Nederlandse cultuur en (water)innovaties, het klimaat, de positie van vluchtelingen, gewetenloze machthebbers versus mensen die de handen uit de mouwen steken, en de natuur als bron van kracht.
Uit de verhalen spreekt bezorgdheid over ontwikkelingen in de wereld en over conservatisme als belemmering voor verbetering. Tegelijkertijd is er de hoop dat verzet, gedreven door zelfbewustzijn en hulpvaardigheid, kan leiden tot een betere wereld. Deze in wezen positieve mens- en wereldvisie komt ook naar voren in enkele blogs, zoals deze uit 2024:
En, ook in 2024, over de toekomst, vanuit een astrologische invalshoek:
De thematiek wordt vooral overgebracht via beeldspraak en allegorie, zoals dat vaak het geval is in speculatieve kortverhalen. Deze techniek is bijvoorbeeld zichtbaar in Die duivelse koeien (heksen versus mannelijke inquisiteurs als parallel voor verdachte vrouwen versus een onderdrukkend religieus systeem), Fantoompijn (een cybermens als de vrouw die zich schikt in de behoeften van anderen) en Achttien plus (diverse insectensoorten als parallel voor diversiteit). Maar hier zijn bijna altijd andere technieken aan toegevoegd. Dit wil ik illustreren aan de hand van enkele voorbeelden.
Een betoverende stem kan worden gezien als een allegorie over de bevrijding van de vrouw, die haar stem en daarmee haar ziel terugkrijgt en zo geluk kan verwerven én geven. De setting met de kapitein en de gevangen sneeuwuil die hij aan een kettinkje vasthoudt, wordt versterkt door intertekstuele verwijzingen naar Sirenen (beeldschone vrouwen die door christelijke moralisten in een kwaad daglicht werden gesteld) en de Loreley (machtige, sensuele vrouw die het onderspit delft tegen mannen). Op verhaalniveau wordt hier nog eens aan toegevoegd de verteller (KNO-arts Arnold Rietzanger) en de dove, schreeuwende kapitein. Zo wordt de allegorie ondersteund door de verhaalwereld (KNO-kliniek), symboliek (sneeuwuil als de ziel), intertekstualiteit (Griekse bronnen en Duitse historie) en vertelstijl met de nadruk op het auditieve zintuig.
In Rode zwammen wordt Marsonderzoeker Rudolf door de heksenkring genezen van de vreemde schimmel die zich na een laboratoriumongelukje op zijn handen heeft genesteld. In algemene zin kan het verhaal worden opgevat als een ode aan zelfverzekerde vrouwen die, deskundig en vanuit een verbondenheid met de natuur, anderen kunnen genezen. Ik neigde ertoe uit de details een extra betekenis over oorlog in het verhaal te lezen. De schimmel van Mars (oorlogsgod) maakt Rudolfs handen rood (bloed aan de handen hebben). De uitslag laat zich niet verwijderen met zeep (rationele rituelen), miconazolzalf (verzachten van de gevolgen), krabben (tegengeweld gebruiken) of elfbark (donkerblauw – de Verenigde Naties?). De enige maatregel die helpt tegen het ‘gedoe’ is het radicale all-women ritueel van de heksen. Na afloop merkt Rudolf op: Ik was zo onhandig om het petrischaaltje uit mijn handen te laten vallen. Toen dat gebeurd was, had ik de veiligheidsprocedures beter op moeten volgen. Nadat mijn handen zo rood waren geworden, had ik niet op vakantie mogen gaan.’ Waarop de opperheks opmerkt dat wetenschappers die niet hadden kunnen oplossen. Zijn het de vrouwen in de wereld, gezien als mensen die vanuit een intuïtievere invalshoek denken en handelen, die de remedie tegen oorlog kunnen bieden? Vuur lijkt hierbij een belangrijke (symbolische?) rol te spelen. In de tekst van het verhaal zitten verschillende verwijzingen naar vuur (houtskool, het ritueel zelf), soms zelfs tekstueel, als Rudolf over Noura zegt: ‘Zij helpt me wel uit de brand.’
De Humayesse kan niet worden gezien als een allegorie. De thematiek rust op iets anders. In het verhaal gaat studente Scet’catje, een katmens van de planeet Zavypso, ten tijde van de corona-pandemie naar de aarde. Ze infiltreert in een ziekenhuis, vergaart een monster van het virus en ontwikkelt een medicijn. De conclusie van het onderzoek van Scet’catje verklaart ook de titel van het verhaal.
Het tegenovergesteld van een zoö-no-se is natuurlijk een huma-yes-se. Bij herlezing van het geheel valt vervolgens op dat het op verhaalniveau aan elkaar hangt van de tegenstellingen boven-onder en binnen-buiten. Scet’catje vertegenwoordigt boven en buiten. De lezer zal vooral worden getroffen door het erg expliciete einde:
Maar wie daarvoor kiest kan het verhaal interpreteren als een pleidooi om op afstand en out-of-the-box de problemen van onze wereld aan te pakken.
Nederland emigreert gaat zoals gezegd over een expeditie naar Gliese 876. De reden is dat Nederland is ondergelopen en Europa een ‘exit’ heeft gedaan. Nederland moet het zelf allemaal maar uitzoeken. In opdracht van de kloon van Mark Rutte en de kleindochter van Sigrid Kaag gaat kapitein Molenaar de ruimte in om een plek te vinden waar de hele bevolking van Nederland, nu ruziënd en angstig samengepakt in het oosten van het land, naar toe kan emigreren. De aliens blijken wel belang te hebben bij die Nederlanders: zelf zijn zij door hun weigering diversiteit de ruimte te geven onvruchtbaar geworden. Genetische vermenging met de mens in combinatie met draagmoederschap door een vrouw biedt hen weer een toekomst. Het is een mal verhaal met een serieuze ondertoon, een inzending voor de Waterloper 2020 waarin vier van de zes wedstrijdthema’s een plekje kregen. De Nederlandse context is sterk aanwezig, soms met een voelbare verknochtheid, soms met wat ironie. In het kort zou de strekking van het verhaal als volgt kunnen worden samengevat: als we een ondergang willen voorkomen, moeten we innovatief zijn en vooral onszelf durven te mengen met het vreemde, omdat in wederzijdse hulp de meeste redding te verwachten valt. Het verhaal is zeer grondig doorweven met allerlei motieven, verhaalelementen en woorden die onderdelen van deze strekking dragen. De storm(vloed) met de associaties de we daarmee vanouds in Nederland hebben zijn overal terug te vinden, in de zeespiegelstijging, de ruimtestorm en in frasen als ‘in een wilde stroomversnelling terecht komen’ of ‘schipbreuk’. Klonen en bloed staan op verschillende manieren voor conservatisme en nieuwe keuzes. De Gliesen en hun magiër raken op allerlei manieren aan het thema diversiteit, de notie van een ‘ent’ en een bloedboom die zonder vers bloed verdort is overal aanwezig. Tegelijkertijd zien we bloed en diversiteit ook weer terug in de verwijzingen naar wat er in de vluchtelingenkampen gebeurt. Er is een verwijzing naar het Aquariustijdperk, aan (Nederlandse) innovaties als iets om trots op te zijn. De uiteindelijke redding die de magiër realiseert, resulteert erin dat het nu de Nederlanders zijn die immigranten zijn geworden. Het woord ‘redden’ komt in veel zinnen terug, letterlijk of in de vorm van ‘Hier is geen redden aan’. Kortom: de lezer die oplet, ziet dat onder een ogenschijnlijk luchtig, wat absurd verhaal een compleet web van serieuze betekenissen en associaties schuilgaat.
Persoonlijke leesbeleving
Verhalen waarin de schrijver op meerdere manieren (beeldspraak, verwijzingen naar actualiteit of kunst, ironie, woorkeus en associaties) betekenis heeft aangebracht, vind ik buitengewoon aantrekkelijk. Ze zijn als een touwspelletje: aanvankelijk lijkt het op een kop-en-schotel maar met een enkele beweging herschikt het geheel zich en verschijnt er iets totaal anders. Lime is een van de schrijvers die me op deze manier deelgenoot maken van hun visie op mens en wereld en me laten puzzelen. Ze galoppeert daarbij ongeremd door alle uithoeken van de verbeeldingskracht. De eigengereidheid waarmee ze zelf bepaalt wat fantasie mag zijn en dus niet hoeft te ‘kloppen’, spreekt me aan. Moderne speculatieve fictie sleept een historie van conventies met zich mee die in sommige opzichten dictatoriaal te noemen zijn. Nog altijd hebben we de neiging om de denkwijze van (westerse) mensen met een zeer theoretische opleiding en beroep (bèta-wetenschappers zoals Asimov en Clarke, of de filoloog Tolkien) als de norm te zien, of het nu gaat om sciencefiction of fantasy. Lime heeft er lak aan.
De ongewoon harde kritiek die haar verhalen krijgen, irriteert me dan ook, zeker omdat de meeste recensenten van Nederlandstalige speculatieve kortverhalen ziende blind zijn voor de thematische aspecten en verteltechnieken die ik in deze bespreking benoem. Tegelijkertijd begrijp ik de kritiek volkomen. Zelf heb ik grote moeite met verreweg de meeste van de tien verhalen die ik heb gelezen. De drie HSF-verhalen De Humayesse, Moordenaar en Achttien plus vind ik, ongeacht de knappe constructie van de eerste en de vele ingenieuze associaties in de laatste, ronduit beroerd.
Dit heeft alles te maken met de vertel- en schrijfstijl die ik hierboven heb geprobeerd te analyseren. Een lineaire structuur met een infodump aan het begin is op zich geen bezwaarlijk kenmerk van een kortverhaal. Maar in Limes verhalen gaat het gepaard met een focus op de functionaliteit van handelingen en objecten in plaats van op een sfeer of wat voor gevoel dan ook van ‘er zijn’, ‘het beleven’. Het perspectief is daardoor zeer afstandelijk. Ook daar hoeft de lezer niet over te vallen. Een dergelijke vertelwijze is namelijk ook te vinden in sprookjes en volksverhalen, die een heel directe manier van vertellen kennen. Lezers die op zich openstaan voor dit type vertelwijze, zouden geholpen kunnen zijn als ze dit bij aanvang van het lezen ergens uit konden opmaken, zodat ze niet geconfronteerd worden met, bij wijze van spreken, een Albert Uderzo terwijl ze een Hans G. Kresse verwachtten.
Een veel groter euvel vind ik het hoge tell-don’t-show-karakter van de verhalen. Drijfveren en emoties worden volledig verwoord en met samenvattende zinnetjes worden situaties steeds maar weer herhaald en bevestigd, alsof de lezer het niet zelf kon begrijpen. Het expliciete en de herhaling, plus het wel erg eenvoudige taalgebruik, geven mij als lezer het gevoel dat de schrijver denkt dat ik dom ben. In combinatie met het zeer overzichtelijke en afstandelijke karakter van de tekst (Lime informeert in plaats van je mee te slepen) is het resultaat simpelweg kinderachtig. Zelfs verhalen die in veel opzichten geslaagd zijn, zoals Fantoompijn en Een betoverende stem, vond ik aan deze minpunten ten ondergaan. Nederland emigreert, een verhaal uit de coronaperiode dat rustig een zeestorm in de ruimte laat oproepen door een buitenaardse magiër, kan hierdoor geen recht doen aan datgene wat speculatieve fictie kan bieden.
Ik denk dat ik niet alleen sta in dit oordeel. En ik vind het jammer. Als Lime met haar vertelstijl haar lezers meer als intelligente volwassenen benaderde dan zouden haar verhalen nog steeds geen universele lof oogsten, verwacht ik. Wel zouden ze, door hun combinatie van eigenzinnige verbeeldingskracht en knap aangebrachte betekenislagen, beslist een zeker Rivella-gevoel kunnen opleveren: een beetje vreemd, maar wel lekker.
Gelezen verhalen
Achttien plus, in HSF 286 (2024)
Een betoverende stem, in Niet van deze wereld (EdgeZero 2024), online hier te lezen
Die duivelse koeien (2019)
Fantoompijn (2020)
De Humayesse, in HSF 270 (2020), gratis hier te downloaden (registratieverplichting)
De magie van het lorgnet (2020)
Moordenaar, in HSF 282 (2023)
Nederland emigreert (2020)
De Piet Heijn en de pratende hond (2019)
Rode zwammen (2020)
Overige gebruikte bronnen
Auteurssite (blog)
Recensie HSF 282 (Moordenaar) door Jos Lexmond op Fandata
Recensie HSF 286 (Achttien plus) door Jos Lexmond in Fantastische vertellingen 72 (2024)
Recensie Niet van deze wereld (Een betoverende stem) door Johan Klein Haneveld in Fantastische vertellingen 72 (2024)
Recensie Niet van deze wereld (Een betoverende stem) door Jos Lexmond op Fandata
Laatst bijgewerkt, behoudens tekstuele correcties: 23 maart 2025