Wat zijn speculatieve verhalen?

Een sluitende definitie van ‘speculatieve fictie’ bestaat niet, evenmin als dat er een sluitende definitie van ‘literatuur’ bestaat. De subgenres die er in de regel onder worden geschaard geven wel een beeld: sciencefiction, fantasy, horror, magisch realisme, steampunk, sprookjes, slipstream, weird fiction en nog veel meer. Er zijn verschillende synoniemen voor in de omloop: verbeeldingsliteratuur, fantastiek, ideeënliteratuur, ‘fantastische’ literatuur, en ‘genre’.

De beste manier om te ontdekken wat iets is, is om het te proeven. Hieronder illustreer ik met een aantal tamelijk lukraak gekozen citaten hoe breed de speculatieve ervaring kan zijn.

 

De dag van de regatta was aangebroken. Duizend kathedralen lagen in al hun glinsterende glorie in nette rijen van twintig geankerd, de zeilen gehesen, klaar om de duizend-mijl-race rond de gehele ring te beginnen. Er waren ranke gebouwen met torens en spitsen, er waren piramides, tempels met zuilenrijen en binnenhoven, ruimtemoskeeën, openlucht arena’s, platforms met kringen van monolieten en massieve levensbomen. Van bijna elke kathedraal schalde muziek en walmden aromawolken. Gigantische holoprojecties beeldden historische, vermakelijke, religieuze of kunstzinnige taferelen uit. De twintig hoogstgeplaatste deelnemers van de vorige regatta, vormden de eerste rij. De startpositie van de rest van de deelnemers werd door loting bepaald.
‘Vierhonderdtwaalf is een gunstige plek,’ meende Yulene. Zij droeg een blauw-met-gouden uniform als eerste stuurman en hield het teakhouten stuurwiel vast dat haast even groot was als zijzelf. ‘In de eenentwintigste rij. We hebben geluk gehad.’
‘Zeker,’ sprak Sergio. Dit was het enige deel van de regatta dat buiten zijn macht lag. Hij had niet eens getracht de loting te beïnvloeden. De keizerlijke Inquisiteurs van Eeuwige Balans waren volkomen integer en een trekking door hun handen was zo zuiver als een waterstofatoom.

(Uit ‘Regatta van Duizend Glinsterende Kathedralen’ door Jaap Boekestein. Gepubliceerd in EdgeZero. De beste Nederlandse genreverhalen uit 2020 (EdgeZero Publicaties, 2021). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Mevrouw van Zanen glimlacht. ‘Het gaat om het vermogen dat ze kunnen leveren. Niet zozeer om wat ze leveren. Dat zou trouwens ook niet kunnen.’ Ze vouwt haar scherm weer op.
‘Wat bedoelt u daarmee?’ Ik sla mijn arm om Fiona heen.
‘Het leveren. Dat zou niet kunnen. Ik schat dat bijna alle robots die u heeft ongeschikt zijn volgens de huidige ARBOT-normen. Ze mogen dus niet in gebruik genomen worden.’
‘Wacht eens even!’ Ik sta met haar mee op. ‘Dus u zegt dat we het arbeidspotentieelvermogen van onze robots moeten doorgeven, zodat u daar arbeidspotentieelbelasting over kan heffen, maar u verbiedt ons tegelijkertijd de robots in te zetten voor arbeid, zodat we er geld mee kunnen verdienen?’
‘Ja. Tegenstrijdig, hè?’ Ze stopt het scherm in haar tas en zapt die dicht.
‘Maar dat is toch debiel?’ Ik voel me kwaad worden.
‘Nee, hoor. Het is de regel nu eenmaal. De belasting wordt geheven over het potentiële vermogen. Het woord zegt het al.’ Ze steekt haar hand uit naar Fiona. Die schudt hem slap, zonder het mens aan te kijken.

(Uit ‘Een schuur vol vermogen’ door Anaïd Haen. Gepubliceerd in Er zal eens… door Django Mathijsen & Anaïd Haen (Zilverspoor, 2019). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Vanuit mijn positie op de vloer zie ik een stel zware laarzen de kamer binnenkomen. Het is een bewaker. Wat doet hij hier? We hebben zorgvuldig alle looproutes in kaart gebracht en op dit tijdstip zou er niemand moeten zijn. Ga weg, ga weg, ga weg …
Vlak voor het reservoir waar ik achter zit, houdt hij stil. Heeft hij me gehoord? En dan zie ik dat hij zijn handen in zijn zij zet en een beetje achterover helt. Uit zijn houding maak ik op dat hij naar boven staat te kijken. Naar de camera die daar aan het plafond hangt. Die het niet doet. De beveiligingsploeg heeft toch argwaan gekregen.
Hij haalt een radio van zijn riem en plotseling hoor ik een krakerige stem die van heel ver lijkt te komen. ‘… ook? Er zijn er nog twee die het niet doen, allemaal in ditzelfde deel …’
De moersleutel glipt uit mijn zweterige handen. Ik voel hem gaan en graai ernaar, maar het ding klettert op de grond.
‘…Huh?’ De bewaker draait zich om.
Ik twijfel niet. In één vloeiende beweging, geoefend door jarenlang lopendebandwerk, pak ik de moersleutel op van de grond, duik ik tussen de buizen door en haal naar hem uit.

(Uit ‘Het water kruipt waar het niet gaan kan’ door Kelly van der Laan en Wendy Torenvliet. Gepubliceerd in EdgeZero. De beste Nederlandse genreverhalen uit 2021 (EdgeZero Publicaties, 2022). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Een enorm wezen met een even grote bulk had een duidelijk spoor door het bos getrokken, tot vlak bij de hoge rotsen. Die had ik vanmorgen nog in de verte zien liggen als een grauwe barrière waar het woud als een golf tegen stuksloeg. Nu ving ik er soms al een glimp van op tussen de bomen. Koud, ongenaakbaar gesteente, met daarachter witte sneeuw. Het einde van de reis. Dichtbij.

De rauwe wond in het landschap dat ik doorkruiste, was besproeid met verse druppels bloed, een web van robijnen dat zich steeds verder uitbreidde en uiteindelijk samensmolt. Rond de robijnrode poelen was de begroeiing zichtbaar veranderd. Bladeren waren getooid met kloppende rode aderen, uit wortels ontsproten kromme stekels en dunne stengels waren onbuigzaam geworden als tralies, rondscharrelende spinnen en kevers torsten onnatuurlijke pantserplaten met zich mee. Ik deed mijn best niet in de warme, stroperige vloeistof te gaan staan; ik moest nog even verder.

(Uit ‘De Laatste Draak’ door Johan Klein Haneveld. Gepubliceerd op Modern Myths (22 november 2016). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘Moeder?’ vroeg ze. ‘Vader?’ De jonge vrouw die voor onze deur stond keek ons wat verwilderd aan. Ik kende haar niet.
‘Ik denk dat je verkeerd bent,’ zei ik.
‘Dat is dan een pijnlijke vergissing.’ Ze keek langs mij heen de gang in, nieuwsgierig, keek nog eens in mijn ogen. Verbaasd keek ze naar het huis, de tuin, de straat, alsof ze daar voor de eerste keer was, maar enkele details toch leek te herkennen. Ze liep het tuinpad uit en aarzelde terwijl ze naar de blauwe hemel met de condensstrepen keek. Ze keek om, wierp nog een verwarde blik op mij, koos toen zorgeloos voor de weg naar het centrum. Ze bleef een vreemde voor me, gesloten als een oester, hoewel ze me ergens bekend voorkwam.

(Uit ‘Algorhythm’n’blues’ door Jack Schlimazlnik. Gepubliceerd in EdgeZero. De beste Nederlandse genreverhalen uit 2016 (EdgeZero Publicaties, 2017). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

De volgende ochtend, op 20 juli, schoof ik aan achter mijn terminal in het missiecontrolecentrum in Hillegom. Alles was precies hetzelfde opgesteld als in de simulatieruimte. Maar in plaats van de simulator zaten we naar een wand vol schermen te kijken. Op de flikkerende beelden konden we volgen hoe de laatste hand werd gelegd aan het lanceerplatform, een strip kinderkopjes van tweehonderd meter waar ome Neel vaart zou kunnen maken voordat hij de naar boven spiralende helling bereikte.
Op het scherm rechts werd de laatste informatie van de spionageafdeling getoond. De kosmocyclist was al om 7.00 uur vertrokken. De Russen gebruikten geen verdunde snert maar borsjt als brandstof. En als laatste ontdekking: ze hadden er een scheutje wodka aan toegevoegd.
Ik weet niet hoe vaak ik de parameters van mijn deel van het zuurstofsysteem controleerde. Steeds weer liep ik het programma na. Er mocht niets fout gaan.
Het was bijna 8.00 uur toen ons lanceerplatform klaar was en de Apollofiets erop stond. Ome Neel ging erop zitten. Alle helpers gaven het signaal dat ze klaar waren.

(Uit ‘Fietspunk – Het zevende werk van Armsterk’ door Django Mathijsen. Gepubliceerd in EdgeZero. De beste Nederlandse genreverhalen uit 2019 (EdgeZero Publicaties, 2020). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Die nacht droomde ze over het ritueel. Ze lag op een oud matras ergens in de leefruimte onder een laken dat al maanden niet meer gewassen was. Net voor het slapengaan had ze een joint gedeeld met Roos, maar desondanks was ze onrustig in haar slaap. Beelden van het rondspattende bloed, de sneeuwwitte kuip en de zwarte glans in de ogen van Molokai teisterden haar dromen. Tegelijkertijd hoorde ze zijn stem ergens in de verte. Hij zong. Amber besefte dat ze hem nog nooit had horen spreken, alsof de enige bestaansreden van zijn stem het strelen was van hamer, aambeeld en stijgbeugel. Af en toe werd ze wakker, beefde ze ondanks de hitte in de kamer, staarde enkele minuten naar het plafond en luisterde naar de ademhaling van de andere drie, om vervolgens weer in een ondiepe slaap te vallen. De ochtend leek verder weg dan ooit.

(Uit ‘Diabolik’ door Tom Thys. Gepubliceerd in Diabolik (Zilverspoor, 2016). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘En waarom is er geen atmosfeer meer?’ zegt Van Nieman verbaasd. ‘Volgens mij was er de vorige keer hier een dikke atmosfeer met veel methaan en ammoniak. Daar was de onderzoeker nog zo verbaasd over.’
Boss kijkt hem van opzij aan. ‘Voor een techneut onthoud jij veel. En dat van zo lang geleden.’ Ze scant in de rapportage van het onderzoek. ‘Ja, inderdaad. Maar zowel methaan als ammoniak lossen heel goed op in water. Die hele atmosfeer is in de oceanen opgelost. Dat verklaart het wel.’
Ze kijken samen naar beneden, naar de maan die er zo totaal anders uitziet dan een paar weken geleden. ‘En nu?’
‘We gaan een onderwaterdrone neerlaten.’
Van Nieman kijkt Boss aan. ‘Ik heb alleen lucht- en gronddrones bij me.’
Ze lacht. ‘We nemen er eentje van mij. Kist 13.’
Het is Van Nieman duidelijk: Boss en Shelexxon weten hier langer van dan hij. Een half uur later zakt de drone in het bruine water. Op het beeldscherm ziet Van Nieman dat op het water overal rondom schotsen drijven. Hier rijdt voorlopig geen vergruizer meer rond, denkt hij. De vergruizers die er waren, zijn met het ijs neergestort en liggen nu ergens op de bodem. Tankstation K62g-A is definitief verleden tijd.

(Uit ‘Het tankstation op Kepler 62’ door Charles van Wettum. Gepubliceerd op Modern Myths (11 januari 2023). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

5. Lepel uw oogbollen in de 360°-scanner onderaan de Colossus. Gebruik uw persoonlijk bestek en pas correct de Unheimlich-manoeuvre toe.
Laat de ogen lang genoeg rusten in de machine. Ga niet blindelings in de inkomhal ronddwalen terwijl u wacht. Een eindsignaal weerklinkt. De oculaire scan is compleet.
Grabbel naar de oogbollen, lepel ze in en bevochtig ze langdurig met ClearBallTM. U vindt de spuitbus in de houder.
6. Tijd voor de vertrouwde bloedafname. Kies een handpalmklep. Een kwart liter, graag. Gebruik de invoerslang van de Colossus. Gelieve niet te morsen. Vlekken worden in rekening gebracht.

(UIt ‘Tienstapsverificatie’ door Finn Audenaert. Gepubliceerd op Fantasize (18 januari 2024). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘Aan hoeveel had u gedacht?’ vroeg de grijsaard.
Hij knipperde met zijn ogen.
‘Tijd, my lord. Aan hoeveel tijd had u gedacht? En wat wenst uwe edelheid precies? Terugdraaien? Stelen? Ongeoorloofd versnellen of vertragen? Stilzetten?’
Stilzetten? Hij had niet eens geweten dat dat mogelijk was. Net zoals iedereen in de hogere kringen maakte hij veelvuldig van tijdsmanipulatie gebruik, maar tot nu toe was dat steeds binnen de limieten van de wet gebeurd. Of toch niet zover erbuiten dat de winkels waar hij zich gewoonlijk liet bedienen, hem niet wilden helpen. Een gesmokkeld uurtje van plezier, een paar minuten bedenktijd bij een belangrijke overeenkomst, dat soort dingen. Dit echter …

(Uit ‘Tijdsschuld’ door Isabelle Plomteux. Gepubliceerd in Vonk Magazine 2021-2 (2021). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Laatst bijgewerkt, behoudens tekstuele correcties: 2 februari 2024