Wat zijn speculatieve verhalen?

Een sluitende definitie van ‘speculatieve fictie’ bestaat niet, evenmin als dat er een sluitende definitie van ‘literatuur’ bestaat. De subgenres die er in de regel onder worden geschaard geven wel een beeld: sciencefiction, fantasy, horror, magisch realisme, steampunk, sprookjes, slipstream, weird fiction en nog veel meer. Er zijn verschillende synoniemen voor in de omloop: verbeeldingsliteratuur, fantastiek, ideeënliteratuur, ‘fantastische’ literatuur, en ‘genre’.

De beste manier om te ontdekken wat iets is, is om het te proeven. Hieronder illustreer ik met een aantal tamelijk lukraak gekozen citaten hoe breed de speculatieve ervaring kan zijn.

 

Het is niet makkelijk als djinn om je staande te houden in deze maatschappij. Als tijdloze wezens moeten wij ook met onze tijd meegaan. Gelukkig bestaan er tegenwoordig mobieltjes met een touchscreen. Wanneer iemand erover wrijft om vingervlekken weg te vegen, verschijn ik.

Het is niet ideaal. Zo’n telefoon is veel te klein om in te wonen, zelfs voor een djinn. Bijna geen ruimte tussen het scherm en de achterkant. Mooi groot raam, dat wel. Maar de boel een beetje inrichten is er niet bij. En daarbij komt dat je elke paar jaar moet verhuizen. Mensen willen nu eenmaal het nieuwste model hebben. Ik zit dus niet veel binnen.

(Uit: ‘Wensgeest’ door Rebecca Palmas. Gepubliceerd op Out of this world (2024). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘Bestaan er geen plannen meer om mensen te klonen?’

‘Ach,’ zegt hij, voorzichtig. ‘Het is een moeilijk punt. Er is biologisch materiaal zat, dat is het probleem niet…’

‘Jullie willen geen vervelende voorouders meer in de buurt…’ Ze klinkt ironisch, maar op een zachtaardige manier. ‘Jullie willen niemand meer die over jullie schouder kijkt.’

‘We hebben nooit het verdwijnen van de mensheid gewild,’ wijst hij haar terecht.

‘Oh, nee, dat besef ik maar al te goed. Biologische soorten evolueren en uiteindelijk betekent het dat ze gewoon verdwijnen. Wij zijn aan de beurt, dat is alles.’ Ze kucht, moeizaam. ‘Dus ik ben de laatste …’

‘Dat weten we niet met zekerheid, maar ja, we nemen aan van wel.’

((Uit: ‘Nix’ door Guido Eekhaut. Gepubliceerd op Fantasize (2023). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘We zullen niet stoppen! We zullen niet opgeven! De Sabbat strijdt voor de grondrechten van iedere werker van de Kunst, hoe groot of klein zijn of haar vaardigheid ook! Grondrechten die iedere Nederlandse burger als vanzelfsprekendheid zou mogen aannemen! Wij pleiten voor afschaffing van de controles! Onschuldig tot het tegendeel bewezen is, niet tot er wierook in je woning is aangetroffen! Toverstokken zijn geen geweren, bezems geen verboden voertuigen! En als heks geboren worden, dat is een zegen, geen misdrijf. Zeg nee tegen de Voynich-test!’

De leuzen schalden de Hofplaats over, versterkt door de met mirte omwonden megafoon die Desiree Welmoed, hoofd van de Sabbat, tegen haar volle lippen hield. Ze demonstreerde al drie uur lang, geheel op eigen wijze, zwevend op haar bezem drie, vier meter boven het plaveisel. Haar lange, goudblonde haren wapperden in de wind en op haar knappe gezicht – geen karbonkel of pukkel te bekennen, een totale ontkenning van het cliché – stond een permanente strijdlustige lach.

(Uit: ‘Tien Dagen Politici Plagen’ door Wouter van Gorp. Gepubliceerd in Zomerwoorden (Nimisa, 2022). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Een enorm wezen met een even grote bulk had een duidelijk spoor door het bos getrokken, tot vlak bij de hoge rotsen. Die had ik vanmorgen nog in de verte zien liggen als een grauwe barrière waar het woud als een golf tegen stuksloeg. Nu ving ik er soms al een glimp van op tussen de bomen. Koud, ongenaakbaar gesteente, met daarachter witte sneeuw. Het einde van de reis. Dichtbij.

De rauwe wond in het landschap dat ik doorkruiste, was besproeid met verse druppels bloed, een web van robijnen dat zich steeds verder uitbreidde en uiteindelijk samensmolt. Rond de robijnrode poelen was de begroeiing zichtbaar veranderd. Bladeren waren getooid met kloppende rode aderen, uit wortels ontsproten kromme stekels en dunne stengels waren onbuigzaam geworden als tralies, rondscharrelende spinnen en kevers torsten onnatuurlijke pantserplaten met zich mee. Ik deed mijn best niet in de warme, stroperige vloeistof te gaan staan; ik moest nog even verder.

(Uit ‘De Laatste Draak’ door Johan Klein Haneveld. Gepubliceerd op Modern Myths (22 november 2016). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

De hallen van dit koninkrijk hebben vele deuren met rode en groene lichten. Sommige lichten zijn uit; een afwezigheid, niet alleen van het licht, maar ook van de ziel die eens op de troon hier binnen zat. Als ik de hoek omloop zie ik net een god de kamer verlaten met haar handschoenen nog aan en een blad in haar handen met een auto-injectienaald waarvan ik weet dat er een zwaar verdovend middel in zit. Het is mijn teken, mijn omen. Ik ben slim genoeg om te erkennen dat het lot me begunstigt.

Ik kijk om me heen en glijd de kamer in, ongezien, mijn trillende rechterhand klemvast om de scalpel. Een koude rilling loopt over mijn rug. Zoals altijd aarzel ik, voel ik een bijna tastbare weerstand tegen wat ik zometeen zal doen, het offer dat ik zal brengen aan andere goden dan degene die in deze hallen rondwaren. We kunnen allemaal een Schaduw van Genade zijn, op het juiste moment. Met grote helderheid besef ik dat dit zo’n moment is.

(Uit: ‘Tot het rode licht…’ door Mike Jansen. Gepubliceerd in Caligo en andere duistere verhalen (Verschijnsel 2016 en EdgeZero 2024). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘Aan hoeveel had u gedacht?’ vroeg de grijsaard.

Hij knipperde met zijn ogen.

‘Tijd, my lord. Aan hoeveel tijd had u gedacht? En wat wenst uwe edelheid precies? Terugdraaien? Stelen? Ongeoorloofd versnellen of vertragen? Stilzetten?’

Stilzetten? Hij had niet eens geweten dat dat mogelijk was. Net zoals iedereen in de hogere kringen maakte hij veelvuldig van tijdsmanipulatie gebruik, maar tot nu toe was dat steeds binnen de limieten van de wet gebeurd. Of toch niet zover erbuiten dat de winkels waar hij zich gewoonlijk liet bedienen, hem niet wilden helpen. Een gesmokkeld uurtje van plezier, een paar minuten bedenktijd bij een belangrijke overeenkomst, dat soort dingen. Dit echter …

(Uit ‘Tijdsschuld’ door Isabelle Plomteux. Gepubliceerd in Vonk Magazine 2021-2 (2021). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘Moeder?’ vroeg ze. ‘Vader?’ De jonge vrouw die voor onze deur stond keek ons wat verwilderd aan. Ik kende haar niet.

‘Ik denk dat je verkeerd bent,’ zei ik.

‘Dat is dan een pijnlijke vergissing.’ Ze keek langs mij heen de gang in, nieuwsgierig, keek nog eens in mijn ogen. Verbaasd keek ze naar het huis, de tuin, de straat, alsof ze daar voor de eerste keer was, maar enkele details toch leek te herkennen. Ze liep het tuinpad uit en aarzelde terwijl ze naar de blauwe hemel met de condensstrepen keek. Ze keek om, wierp nog een verwarde blik op mij, koos toen zorgeloos voor de weg naar het centrum. Ze bleef een vreemde voor me, gesloten als een oester, hoewel ze me ergens bekend voorkwam.

(Uit ‘Algorhythm’n’blues’ door Jack Schlimazlnik. Gepubliceerd in EdgeZero. De beste Nederlandse genreverhalen uit 2016 (EdgeZero Publicaties, 2017). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘Ik kom van negen miljard jaar in je toekomst. De zon is gekrompen tot een witte dwerg en hangt boven Rhimyrr, de Stad van Porselein. Niet meer dan een fonkelende lichtpunt, al is zij nog steeds te fel om recht in te kijken. Onze oceanen zijn miljoenen jaren geleden tot zoutvelden verdampt en hebben de bekkens glanzend wit achtergelaten. De eenvoud van zon landschap bevalt ons.’

‘Je bent een tijdreiziger.’

‘Heel wat meer dan dat. Een tijdschrijver, een componist. Zie het einde der tijden als een hoge bergpiek waarvan we omlaag kijken. Het verleden heeft niets met jaartallen te maken. Ieder leven is voor ons een verhaal en daar bladeren wij genietend in. We zien baby’s opzwellen tot lachende kleuters. We zien dappere daden, walgelijk opportunisme, vurige liefde die uitsputtert tot verveling. Elk levensverhaal is prachtig maar sommige verhalen kunnen beter.’

(Uit: ‘Heidelberg, mon amour’ door Jaap Boekestein en Tais Teng. Gepubliceerd in Fantastische Vertellingen 43 (2017) en Maansikkels tellen (Macc, 2023). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

‘En waarom is er geen atmosfeer meer?’ zegt Van Nieman verbaasd. ‘Volgens mij was er de vorige keer hier een dikke atmosfeer met veel methaan en ammoniak. Daar was de onderzoeker nog zo verbaasd over.’

Boss kijkt hem van opzij aan. ‘Voor een techneut onthoud jij veel. En dat van zo lang geleden.’ Ze scant in de rapportage van het onderzoek. ‘Ja, inderdaad. Maar zowel methaan als ammoniak lossen heel goed op in water. Die hele atmosfeer is in de oceanen opgelost. Dat verklaart het wel.’

Ze kijken samen naar beneden, naar de maan die er zo totaal anders uitziet dan een paar weken geleden. ‘En nu?’

‘We gaan een onderwaterdrone neerlaten.’

Van Nieman kijkt Boss aan. ‘Ik heb alleen lucht- en gronddrones bij me.’

Ze lacht. ‘We nemen er eentje van mij. Kist 13.’

Het is Van Nieman duidelijk: Boss en Shelexxon weten hier langer van dan hij. Een half uur later zakt de drone in het bruine water. Op het beeldscherm ziet Van Nieman dat op het water overal rondom schotsen drijven. Hier rijdt voorlopig geen vergruizer meer rond, denkt hij. De vergruizers die er waren, zijn met het ijs neergestort en liggen nu ergens op de bodem. Tankstation K62g-A is definitief verleden tijd.

(Uit ‘Het tankstation op Kepler 62’ door Charles van Wettum. Gepubliceerd op Modern Myths (11 januari 2023). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

5. Lepel uw oogbollen in de 360°-scanner onderaan de Colossus. Gebruik uw persoonlijk bestek en pas correct de Unheimlich-manoeuvre toe.

Laat de ogen lang genoeg rusten in de machine. Ga niet blindelings in de inkomhal ronddwalen terwijl u wacht. Een eindsignaal weerklinkt. De oculaire scan is compleet.

Grabbel naar de oogbollen, lepel ze in en bevochtig ze langdurig met ClearBallTM. U vindt de spuitbus in de houder.

6. Tijd voor de vertrouwde bloedafname. Kies een handpalmklep. Een kwart liter, graag. Gebruik de invoerslang van de Colossus. Gelieve niet te morsen. Vlekken worden in rekening gebracht.

(UIt ‘Tienstapsverificatie’ door Finn Audenaert. Gepubliceerd op Fantasize (18 januari 2024). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

Mevrouw van Zanen glimlacht. ‘Het gaat om het vermogen dat ze kunnen leveren. Niet zozeer om wat ze leveren. Dat zou trouwens ook niet kunnen.’ Ze vouwt haar scherm weer op.

‘Wat bedoelt u daarmee?’ Ik sla mijn arm om Fiona heen.

‘Het leveren. Dat zou niet kunnen. Ik schat dat bijna alle robots die u heeft ongeschikt zijn volgens de huidige ARBOT-normen. Ze mogen dus niet in gebruik genomen worden.’

‘Wacht eens even!’ Ik sta met haar mee op. ‘Dus u zegt dat we het arbeidspotentieelvermogen van onze robots moeten doorgeven, zodat u daar arbeidspotentieelbelasting over kan heffen, maar u verbiedt ons tegelijkertijd de robots in te zetten voor arbeid, zodat we er geld mee kunnen verdienen?’

‘Ja. Tegenstrijdig, hè?’ Ze stopt het scherm in haar tas en zapt die dicht.

‘Maar dat is toch debiel?’ Ik voel me kwaad worden.

‘Nee, hoor. Het is de regel nu eenmaal. De belasting wordt geheven over het potentiële vermogen. Het woord zegt het al.’ Ze steekt haar hand uit naar Fiona. Die schudt hem slap, zonder het mens aan te kijken.

(Uit ‘Een schuur vol vermogen’ door Anaïd Haen. Gepubliceerd in Er zal eens… door Django Mathijsen & Anaïd Haen (Zilverspoor, 2019). Je kunt het verhaal hier online lezen.)

 

Laatst bijgewerkt, behoudens tekstuele correcties: 8 oktober 2024